Categorie archief: Turkije 2023

Een fietsreis door Duitsland, Oostenrijk, Slowakije, Hongarije, Kroatie, Servie, Roemenie, Bulgarije, Griekenland en Turkije.

Een hele Istanboel

20 – 23 juni 2023: In Doğanca rijden we op een terras aan met thee drinkende mannetjes. We besluiten maar weer wat te socializen. Ze wenken ons: kom bij ons zitten!

We kijken samen naar de kaart, is toch wel gezellig

We dalen het dorp Vize binnen. Een busje stopt irritant kort voor ons. We rijden eromheen en grommen wat, totdat er geroepen wordt en een Turkse man met een fles cola en twee bekertjes ayran komt aanlopen. Hij sjeest weer weg. We blijven verbijsterd achter en drinken de ayran meteen maar op – het smaakt naar zoute karnemelk. Maar binnen een minuut is-ie weer terug en vraagt waar vandaan, naar toe, etc. De Turkse hartelijkheid.

Het betrekt langzaam in Vize. Dat zijn we niet meer gewend, het is de laatste tijd stralend en warm weer geweest. We voelen zelfs een paar spatjes. Van het een komt het ander:

Minder is dat mijn stuurtasje open waaide en vol is geregend. Het drogen van mijn paspoort met een föhn later in het hotel deed me aan een filmscène denken (weet niet meer welke). De hotelier nam genoegen met natte Turkse flappen, hij lachte er zelfs minzaam bij.

Onze Sjezende Schot Kenny loopt iets op ons voor en vertrok vandaag uit Saray, de plaats waar wij nu zitten. Hij zou nog laten weten of de route naar Istanbul via de kust beter is dan door het ‘binnenland’. Velen vertellen hoe vreselijk lastig het is om met de fiets Istanbul binnen te komen. Sommigen beweren dat je zelfs wordt gestopt, in een busje met fiets en al wordt gemieterd, en zo Istanbul binnenkomt. Dat zou toch een anticlimax zijn.

We zijn er inmiddels achter hoe het komt dat onze Schotse vriend zo sjeest: hij heeft een E-bike! Daar komen we achter doordat we Henry weer tegenkomen, een Duitse jongeman die Kenny ook kent. Het is allemaal één grote fiets-community.. Henry heeft Kenny’s fiets gezien. Mysterie opgelost. De Schot heeft zich onze bewondering over zijn fysieke prestaties laten aanleunen zonder dit kleine maar belangrijke stukje informatie te delen.

Henry is een Duitse jongeman die in Eindhoven studeert en er op staat om Nederlands te spreken. Bewonderenswaardig. Dat het voor minstens 50% Duits is (‘ik komme spater’) vergeven we hem volkomen

We slapen op een camping. Die vind je in deze contreien niet veel. We worden gezelschap gehouden door (vriendelijke) honden en kippen. Helaas zijn er ook hanen die het leven zuur maken voor de kippen én voor ons. In een bui van haantjesgedrag rennen twee hanen achter een lekker kipje aan, dat onder mijn stoeltje komt schuilen. Er lopen ook nog katten rond. ‘s Nachts waren wij aan de beurt om getreiterd te worden door de hanen.

De stad Istanbul is on-gelofelijk groot als we het naderen. Dat wil zeggen: binnen een straal van tientallen km’s. De stad groeit maar en groeit maar. Het heeft meer dan 16 miljoen officiële inwoners. De flatbloks worden met grote snelheid uit de grond gestampt. Tussen de nieuwe bloks hier en daar nog armoedige omstandigheden: een dak met koeien eronder, een houtvuurtje, klein hutje, kipjes, huisjes. Dat zal allemaal snel tegen de vlakte gaan de aankomende tijd.

Naar downtown Istanbul lopen vele wegen. Het is tientallen km’s door de asfalt-jungle zoeken. De Schot Kenny (die met de E-bike..) heeft een alternatieve route voor ons die we volgen. Zo af en toe moeten we het verkeer in – matige ervaring, het is een gekrioel en er is weinig mededogen met fietsers – maar het pad voert voor een heel groot deel over een soort boulevard.

We nemen nog één overnachting (blauwe stip op het kaartje) voordat we ‘echt’ Istanbul in gaan. Het laatste deel naar de Bosporus is nog een kleine 30km.

Zo door de stad fietsend word je je erg bewust van wat hier nog moet gebeuren op het gebied van klimaat en milieu. Je wordt bijna hopeloos van de hoeveelheden auto’s (benzine kost een euro per liter hier) die door de stad krioelen, de bussen, brommertjes, airco’s, afval, plastic, enz. Ze hebben nog even te gaan..

Het laatste stuk is betrekkelijk eenvoudig. Het fietspad langs de kust zet zich voort, af en toe onaangekondigd en abrupt onderbroken, maar gemakkelijk weer op te pakken. We vergeven het de Istanboelse gemeente; dat ze überhaupt hier een fietspad hebben is een goeie ontwikkeling.

We hebben het gehaald! We zijn nog perplex van de ervaring en het dringt allemaal nog niet goed door. We zijn ‘s middags de (waanzinnige) stad in geweest. Istanbul is intens, maar prachtig.

We gaan de aankomende dagen de stad rustig bekijken. We hebben een lekker centraal hotelletje in een rustige straat (mét ontbijt! 😋).

Woensdag vliegt Nan terug naar Nederland. Ik fiets nog even door richting west-kust waar ik een bootje neem naar Athene om nog wat bekenden te zien. Vanaf Athene vlieg ik ook terug.

Nummer 6 en 7, en gastvrijheid-plus

15 – 19 juni 2023: De Britse campingeigenaar Matt heeft geen bezwaren de vraag te beantwoorden waarom hij een Bulgaarse camping runt. Sterker, hij vond het héérlijk. Hij, Matt, een grote Britse vent van rond de vijftig met een stentorstem, heeft het Bulgaarse huis met camping van zijn ouders overgenomen. Zijn vader had na zijn pensioen behoefte aan iets om handen, en wat doe je dan? Je koopt een Bulgaars krot met knollenveld waar je een camping van maakt. Al 15 jaar verkeert hij hier en heeft zo zijn ideeën over dit land. Maar hij heeft een keurige camping!

Links zijn huis waar ook wat gastverblijven zijn. Verder een strak gazon voor de campers en kampeerders

We zijn de volgende dag een paar km onderweg als we Manten uit Litouwen tegenkomen. Hij loopt aan de andere kant van de weg met een enorme rugzak en roept ons. Hij probeert een lift te krijgen wat hem niet lukt. Af en toen werkt-ie als seizoensarbeider, daarna trekt hij weer verder. Hij reist al 10 jaar zo rond! Hij ziet er niet happy uit, had dorst en was ook platzak. We geven hem onze laatste Levs, we gaan toch het land uit dus dat komt mooi uit. Hij neemt het gelukkig zonder problemen aan.

De eeuwige Litouwse reiziger Manten

De heilige bron waarover in ‘het’ boekje gesproken wordt bestaat uit een fresco-achtig tablet met een cyrillische gedicht over de legende van Gergana.

Het liefdesgedicht over Gergana bij de heilige bron

We rijden richting Turkije. Er bestaan twee varianten. Één is direct naar Turkije, de ander voert door Griekenland. In Svilengrad halen we onze favoriete lunch: klaargemaakte Bulgaarse gerechten in de betere supermarkt. We eten onze lunch voor een school waar we besluiten tot de Griekse variant. Enige is: er zijn hotels noch campings op het stuk door Griekenland, dus dat wordt wildkamperen. We gaan dus nog een keer terug naar de supermarkt en bevoorraden ons.

De Bulgaars-Griekse grens is hoogst verwarrend met een groot stuk niemandsland. Hoe dan ook, we rijden Griekenland in, vreemd land nummer 6!

De brede autoweg net over de grens in Griekenland heeft een heerlijk brede shoulder. Wat ons meteen opvalt is dat het in Griekenland veel (maar dan ook veel) netter is dan in Bulgarije. De enórme bende in Bulgarije gaat na verloop van tijd tegenstaan. Het eerste dorpje dat we tegenkomen, Ormenio, streelt onze ogen: huizen afgewerkt, weg en stoep, perkjes, bloemetjes, alles intact, enz.

We willen nét een frappé in het dorpscafé gaan drinken als Nan toegeroepen wordt. Het is Gracia, de Singaporiaanse van het stel dat we in Dimitrovgrad in Servië, net voor de Bulgaarse grens, tegenkwamen! Ze komt naar buiten met een schort voor en vieze handen. Ze blijken al een paar dagen bij Stamatia te zitten, een Griekse vrouw die hen heeft ‘opgenomen’ toen ze zag dat Gracia en haar man YJ bij het kerkje hier wilden gaan kamperen. Stamatia heeft haar leren pottenbakken, ze zitten er al een paar dagen.

Stamatia en Gracia lijken oma en kleinkind. Gracia kwebbelt met haar via de telefoon, snapt na een dag al wat Griekse woordjes en noemt haar ‘mama’. Ze geven elkaar aaitjes, slaan regelmatig een arm om elkaar heen. Koddig om te zien (en ook wel heel bijzonder aangezien ze elkaars taal niet spreken).

Het wederzien met Gracia en YJ die de vertaalapp paraat heeft. In het midden Stamatia.

We worden onthaald op een Griekse salade op het balkon boven van Stamatia met natuurlijk een klein glaasje sterke meuk erbij (het smaakte wat grappa-achtig).

Zo gaat dat dus: er wordt in no time een heerlijke salade op tafel gezet, zó smakelijk!

We eten en babbelen bij, en na verloop van tijd – als Nan en ik suf zijn van het eten en het glaasje, nèt voordat we dreigen in te doezelen – kondigen we maar aan dat we onze tent ergens moeten opzetten. We suggereren naast het kerkje van Ormenio, maar daar wil Stamatia natuurlijk niets van weten en ze nodigt ook ons in haar gastenverblijf uit. En zo hebben we weer een leuk dak boven ons hoofd. Dat tweede glaasje kan dan ook wel.

Ondertussen loopt een Griekse priester voorbij die nieuwsgierig een blik omhoog werpt en vraagt of alles goed gaat, wie we zijn en waar we vandaan komen.

‘s Avonds gaan Nan en ik een rondje lopen door het dorp. Daarna blijf ik nog even met de priester babbelen die we weer tegenkomen, Nan gaat naar ‘huis’. Biertje erbij, de priester – Triantaphyllos heet-ie, het komt ook echt meteen vloeiend mijn mond uit – lust ook wel wat. Hij heeft Griekse ouders, in zijn jeugd in Duitsland gewoond en nu met zijn Bulgaarse vrouw tien jaar terug neergestreken hier in Ormenio. Het is een leuk gesprek. Ik kom veel te weten – teveel voor dit blog – maar ik moet na verloop van tijd weer terug. Triantaphyllos wil ook graag de Singaporianen nog spreken, en ik suggereer dat-ie het beste morgenochtend om 9u even langs kan komen.

Priester Triantaphyllos

Het ontbijt de volgende dag is heerlijk, maar te veel. Stamantia wil met name Gracia bijna niet laten gaan, als eenzame vrouw in een klein Grieks dorp.

Stamatia en Gracia die erg op elkaar gesteld waren

De volgende dag komt de priester voorbij zoals afgesproken. Hij babbelt wat met Gracia en vraagt daarna Nan en mij later koffie te drinken in Dikea, we komen er immers langs.

Als we na het afscheid van Stamatia eindelijk op de fiets zitten, rijden we samen weg met Gracia en YJ.

We ‘doen’ de priester nogmaals in Dikea. Het heeft allemaal zo zijn tijd nodig in Griekenland. Daarna fietsen we door en lunchen we in Kanadas.

Drie keer is scheepsrecht

Maar het is nog niet klaar met de plichtplegingen. Onderweg werden we gestopt door Panos, de 83-jarige ‘vriend’ van Stamatia die ons nog gedag wilde zeggen. Gracia vond hem een bad boy, een charmeur die zich graag als Griekse filosoof afficheerde. Ze had geen woord teveel gezegd. Bij het lavendelveld stapte Panos uit z’n autootje, stapte breeduit grijnzend en zwaaiend op ons af, en plukte wat lavendeltakjes voor Gracia en Nan. Hij brabbelde nog iets filosofisch wat we allemaal een soort van negeerden – we moesten immers dóórrrr.

Bad boy Panos die de dames met de nodige egards tegemoet treedt

Na luttele km’s trappen zitten op het dorpsplein voor een cafeetje, het begint te regenen dus we vragen of we onze lunch op hun overdekte terras mogen eten. Dat mag. We bestellen wat koffie om toch iets af te nemen (Gracia en YJ willen niet getrakteerd worden op eten als ‘proper paupers’).

Stelios (rode t-shirt) is politieagent, Vasilis is fulltime drinkebroers

Al gauw komen er Griekse ‘mannetjes’ op ons af, gevolgd door een blad met glaasjes Jägermeister en een bord met salade. Zoveel gastvrijheid gaat gepaard met (weer) veel wederwaardigheden uitwisselen. De Griekse gastvrijheid is warm maar ook wel intensief. Na 2 uur (we begonnen met even snel een broodje eten) eten, praten, drinken en foto’s nemen en meer van dat al, vertrekken we naar Turkse grens.

De honden worden vervelender in deze buurt. We worden er door twee belaagd. De truc – stoppen en wegjagen – werkt niet altijd voldoende. Ze zetten door. Ik trek mijn ‘zwaard’: een pvc-pijp die ik onder mijn bagagenet meedraag (ik probeer nog steeds indruk op Nan te maken, zo nu en dan..). Alleen maar de pijp pakken helpt, het is nodig voor die agressieve krengen.

De Grieks-Turkse grens is net zo gezellig als verwacht mag worden. De twee landen hebben het eigenlijk al eeuwen met elkaar aan de stok en kiften ook in deze moderne tijden gewoon door over eilandjes en landsgrenzen. Vreemd land nummer 7, het laatste van deze reis.

Net over de grens komen we langs een ‘Lavendelfeest’ (?)

Dan doemt Edirne op. Een woud aan moskeetorens verschijnt aan de horizon.

‘s Morgens de volgende dag was het miezerig weer (fiets je je godbetert 3500km de tandjes naar het zuiden, is het miezerig weer..), maar het werd langzaam beter. Het landschap net buiten Edirne is heuvelachtig en keurig agrarisch gebied (beetje Noord-Frankrijk) met zonnebloem- en tarwevelden.

Beetje betrokken

Was de Griekse gastvrijheid bijzonder, de Turkse lijkt nog een graadje meer. In het eerste dorp waar we stoppen krijgen we onze boodschappen (een brood, stuk kaas en twee flesjes) cadeau van het dorpshoofd.

In het tweede dorp (Taşlısekban) worden we eerst met thee en een kersendrankje onthaald, en na vragen waar we ons tentje mogen neerzetten worden we ook nog uitgenodigd bij Huseyni thuis. Huseyni blijkt een verdrietige weduwnaar die plotseling zijn vrouw twee jaar terug heeft verloren. Hij ziet uit naar wat gezelschap. We slapen op zijn bank. Het communiceren is lastig, hij spreekt slechts Turks en heeft geen ervaring met anderstaligen (inmiddels begrijpt hij dat-ie pas moet beginnen te praten als het bliepje van de app is geweest, dan wordt het vertaald). Zulke lieve mensen allemaal!

Met de telefoon als onze beste kameraad komen we de avond door met Huseyni. Veel heeft het niet om het lijf, maar zo kunnen we tenminste communiceren.

Na het ontbijt proberen we afscheid te nemen. Hij vraagt ons – denken we – om in het volgende plaatsje samen nog thee te drinken. Maar we zijn datzelfde dorp (Taşlısekban) nog niet uit of we ‘moeten’ eerst daar thee drinken om over de nacht te vertellen aan de dorpsgenoten en weer gedag te zeggen. Daarna rijden we door naar het volgende dorp (Süloğlu), Huseyni gaat met de auto. Daar treffen we hem wederom voor thee. We vermoeden dat hij het wel leuk vindt om met ons gezien te worden. We nemen nogmaals afscheid, ‘t is nu echt mooi geweest.

We zitten inmiddels echt op het Turkse platteland.

Met onze recent opgedane ervaring kopen we in een dorpje wat boodschappen en betalen meteen zelf. We zoeken een hoekje in het dorp om onze lunch rustig op te eten. De marktkoopman verderop ziet ons zitten en geeft ons een zakje olijven, twee bananen en biedt ons ook nog thee aan. Zo gaat dat hier in Turkije. Je ontkomt er bijna niet aan..

We strijken uiteindelijk neer in Kırklareli. We denken dat we met gemak onszelf hadden kunnen laten uitnodigen, maar vinden een anoniem hotelletje wel weer even lekker. Het is inmiddels warm. ‘s Avonds eten (en drinken we – het is een Schot) met Kenny. Hij heeft zijn 6 weken durende fietstocht een jaar geleden volledig voorbereid, etappe voor etappe, en alle hotels geboekt. Hij slaapt elke dag uit, vertrekt rond 11-12u, raast zsm naar zijn volgende bestemming om wat dingen te kunnen zien en bezoeken, en dan herhaalt de cyclus zich.

Kirklareli uit is een beste klim. We worden na de klim weggeblaft, dit keer niet door een hond maar door een militair die op wacht staat; er zijn veel kazernes, militaire posten, enz. tot dusver in Turkije.

Het landschap begint te veranderen. Het wordt wat rotsachtiger, er is geen landbouw meer, er komen pijnbomen.

Een schaapherder leidt zijn kudde naar de andere kant van de weg. Het is hier een beetje een steppelandschap, alsof we op de Mongoolse hoogvlakte fietsen

In Kaynarca eten we een ijsje op een ‘mannetjesterras’ – vrouwen doen zoiets niet: op een terras zitten. Dan komt Gökcen bij ons zitten, een jongeman die elektrotechniek studeert in Istanbul. Hij spreekt goed Engels en vindt het leuk om eea te vertellen. Hij wil graag naar het buitenland omdat hij met name moeite heeft met de Turkse cultuur. We vertellen hem dat we zo ontzettend gastvrij worden tegemoet getreden. Dat beaamt-ie: vreemdelingen wel, maar onderling is er een enorm wantrouwen en veel roddel en achterklap. Politiek vindt hij ook leuk en vertelt dat een groot deel van de Turken op Erdoghan stemt omdat ze simpelweg ‘van hem houden’. Volgens hem zijn er weinigen die een logisch argument hebben om voor de man te stemmen. Het is het charisma van E die het ‘m doet. Aldus Gökcen.

Zijn broertje van pakweg 12 jaar nam de foto

We zijn aan het laatste stuk begonnen naar Istanbul. We krijgen van Kenny, de Schot, nog een suggestie voor een route hoe Istanbul in te komen op de fiets. Dat schijnt geen sinecure te zijn.

Van Zorro naar nèt voor de Griekse grens

10 – 14 juni 2023: Na flink klimmen is het nu tijd om te dalen. Als ik onze navigatie-app mag geloven, gaan we gedurende tientallen km’s naar beneden vanaf Momin Prohod. Heer-luk!

Het afscheid van de ‘madam’ van het hotel is net zo hartelijk als de ontvangst, dat maakt het vertrek makkelijker. Naar koffie vragen we haar niet (het idee alleen al) dus die drinken we in Kostenets, het eerstvolgende plaatsje. Naast ons zit een gezin met twee kinderen. Eentje (blijkt) van 10 en een van 5. Met de jongste, hoewel we niet met hem kunnen praten, ís wat. Hij vliegt alle kanten op, luistert niet, is slecht bereikbaar. Nan trekt zijn aandacht en babbelt wat met hem. Hij reageert meteen, brabbelt wat in het Bulgaars en geeft haar opeens een knuffel. Neurodiverse kinderen bestaan ook in Bulgarije. Of dat ook als zodanig wordt gezien is de vraag.

We zouden eraan kunnen wennen: het continue afdalen. Je bent altijd bang dat er na een afdaling toch weer een flinke klim zit, maar vandaag zijn de klimmen afwezig. Door beboste bergen zoeven we omlaag over de ‘8’, de nationale weg.

De dorpjes waar we doorheen komen blinken niet uit in schoonheid.

We hebben nog steeds moeite om een lekker, eenvoudig restaurant te vinden hier in Bulgarije. Ze zíjn er wel, maar je komt ze een beetje toevallig tegen (in ieder geval: wij wel).

We eten een ‘lap’ (Nan een kipfilet, ik een schnitzel) met kartoffel en garnituur (tomaten en komkommer: домати и краставица weten we inmiddels).

Ons boekje vermeldt dat er in Kovachevo zich een relatief grote groep Turken bevindt, en dat er dan natuurlijk ook een moskee is. Je gaat er dan wat meer op letten. We fietsen het dorp door, halsreikend naar links en naar rechts kijkend. Maar ja, hoe zie je de Turken tussen de Bulgaren? Als we het dorpje uit fietsen en we het zo’n beetje opgegeven hebben, zien we ‘ze’ opeens. En daar verschijnt ook de moskee! We kopen bij een Turkse dame een drankje en voegen ons bij wat ‘mannetjes’ die inderdaad Turks blijken. Eén werkt al 30 jaar in Duitsland en spreekt redelijk Duits. Zijn kinderen zijn inmiddels geworteld in Duitsland. Hij pendelt nog maandelijks op en neer om Duitse auto’s in te kopen en hier te verkopen. Hij houdt z’n hoofd boven water. In het dorpje zijn ze wat naar de randen verdreven, ze zijn hier niet populair. Wat moeten mensen in de wereld toch sappelen..

De man rechts heeft 30 jaar in Duitsland gewoond. De tweede van links deed z’n mond niet open. Zeker genoeg Sultan’s Trail-fietsers gezien

Het is mooi geweest. Het is warm. In Pazardzhik nemen we een hotel, dat wil zeggen, dat pogen we. Het hotel dat beschikbaar lijkt – je weet het immers nooit – vinden we snel. Op de stoep staat een Bulgaarse heer die ons tegemoet treedt en wel weg weet met zijn Google Translate app. Hij blijkt ook nog de hotelier te zijn en is zó handig met z’n telefoon dat ie ons vrij snel kan mededelen dat-ie géén kamer meer heeft. Maar hij biedt ons eerst een espresso aan. Zijn vrouw en dochter zitten voor het hotel. Hij vraagt ons – alles via zijn telefoon – of we nu ‘problemen’ hebben. We zeggen dat we eventueel ook kunnen kamperen, we hebben een tent mee. Dat vindt hij kennelijk zó schrijnend dat hij voor ons gaat rondbellen. Zijn dochter legt nog een zakje kersen voor ons arme sloebers op tafel. Na verloop van enkele minuten bellen bevestigt hij ons: hij heeft een hotel voor ons gevonden. Enorm aardig! Hij vraagt of we de volgende ochtend langs willen komen voor een kop koffie. Dat is het minste dat we kunnen doen als dank. Nan heeft wat ansichtkaarten meegenomen met Hollandse taferelen (Amsterdam, tulpenvelden, enz) die ze beschrijft en achterlaat, zoals hier.

De hotelier die een alternatieve kamer voor ons vindt, met vrouw en dochter

Pazardzhik heeft een autoloos centrum dat veel minder rommelig is dan andere Bulgaarse plaatsen. Ons (alternatieve) hotel ligt precies in het centrum boven een Chinees restaurant. Helemaal niet vervelend.

‘s Morgens de volgende dag worden we hartelijk welkom geheten door Zhoro (Жоро). Hij vertelt honderduit, over z’n boerderij buiten de stad, over z’n arbeidsverleden, z’n kinderen – dat meisje van gisteren op de foto blijkt zijn kleinkind te zijn – en de politiek. Hij blijkt (veel) ouder dan we denken: 70 jaar! Of ie al pensioen krijgt beantwoordt hij met een lach en laat op z’n telefoon de maandelijkse overschrijving van 500 Lev zien (€ 250) waar hij erg blij mee is. Waarom hij nog werkt? De socialisten hebben ervoor gezorgd dat er niet gewerkt wordt in Bulgarije, zegt-ie. Maar hij kan werken! Naast andere zaken vertelt hij verder dat de greep van Rusland (Poetin) groot is op Bulgarije. ‘Als Oekraïne valt, zijn wij de volgende’ zegt-ie. Hij was ronduit pessimistisch over het landsbestuur van Bulgarije.

Maar voordat we weggaan moeten we eerst de kamers bekijken, zegt hij. Zijn vrouw loopt mee en alle kamers (die inderdaad bijzonder en zeer creatief zijn) worden getoond: de ‘brandkamer’ (thema: oranje-rood), vlinderkamer, gouden kamer en babyblauwe kamer. Na onze “oh’s” en “ah’s” krijgen we nog een appel en water mee. De hartelijkheid is overweldigend.

De zon brandt op onze armen en benen. Een licht rijwindje maakt het dragelijk. we fietsen door arm Bulgarije. De kleine armetierige dorpjes met kapotte huizen, stoepen en straten.

We zien af en toe hele donkere mensen. Ze lijken zigeuners.

Zoals deze man die echt heel donker is

In bijna elke redelijke plaats in Bulgarije staan gokgelegenheden. Er zijn verscheidene ketens. Veel goeds zal het niet te brengen voor de gemiddelde Bulgaar, anders dan de hoop op rijkdom en een wat gemakkelijker leven.

Het plaatsje Stamboliyski zou een bijzonder treinstation in petto voor ons hebben, maar in plaats daarvan vergapen we ons aan het prachtige park dat zeer goed wordt bezocht. En! De boel is nog niet kapot, gescheurd, overwoekerd, enz. Er heerst een heerlijke sfeer met spelende kinderen, recreërende ouders, chillende jongeren.

Een zondagmiddag in Stamboliyski

Op weg naar het centrum van Plovdiv- ja, wij hadden er ook nooit van gehoord voordat we ons oriënteerden op deze reis, maar het is de tweede stad van Bulgarije met zo’n 350.000 inwoners – fietsen we de stad binnen langs de ‘Bosbaan’, een roeibak van een paar km lang. Er zijn net wedstrijden ‘canoe-kayak’, een soort combi. De roeiers steunen op één knie, met de andere voet staan ze op de bodem van de boot. Ze knielen dus als het ware. Ze peddelen synchroon langszij.

Het ging nog hard ook! We moesten niet te rustig fietsen om ze bij te houdende. De bootjes zakken diep door het water bij elke haal

We droppen onze spullen en fietsen in ons hotel en verkennen Plovdiv te voet. Plovdiv staat bol van de historie. De oude moskee roept op tot gebed, dat is de eerste keer dat we dat meemaken. We komen dichter bij Turkije.

Bulgaars eten? Heerlijk! Eigenlijk merken we niet veel verschil met Servisch of Turks eten, maar dat zeggen we niet tegen lokalo’s.

Onze bordjes eten in Plovdiv. Dat bordje bovenaan is Bulgur en rijst

Plovdiv staat bekend om z’n geweldige fietspaden. Daar maken we goed gebruik van bij vertrek uit de stad. Zelfs zijn er stoplichten voor fietsers.

In Yagodovo is het tijd voor een kopje koffie. Bulgarije kent ontzettend veel koffieautomaten. Soms staan er binnen tien meter wel drie of vier.

Van deze machines raast het in Bulgarije. Hier bij een gemeenschapsgebouw (community centre). Die staan meestal leeg en braak. Waarschijnlijk een overblijfsel uit de communistische tijd

Bij zo’n automaat staan we wat te klungelen. Een man helpt ons. Hij spreekt goed Engels. Het is Bulgaar met een Griekse moeder (of een Griek met een Bulgaarse vader). Hij gaat voor Griekenland, maar voor de studiekosten van z’n kinderen zit-ie toch liever in Bulgarije. Hij heeft een paar zaken in en om Plovdiv (het minieme koffie-/kebabshopje waar we hem treffen is nauwelijks ‘zaak’ te noemen). Hij is vriendelijk maar ook een beetje een treurwilg: hij wil naar Griekenland maar toch ook niet. Is hier tevreden maar toch ook niet. Klaagt over de corruptie maar die heb je overal. Enz. Hij schenkt ons de koffie, we bieden geld aan maar daar wil hij niets van weten en eindigt met Life is not about money. Met zoveel wijsheid trekken we weer verder.

Stefanos, de Bulgriek

De rit de volgende dag naar Haskovo gaat over prettig heuvelachtig landschap. Een klein beetje klimmen zo nu en dan maar daar kunnen onze benen inmiddels wel tegen. We verduren de dampen van veel oudere auto’s. Grofweg rijden hier veel auto’s rond van meer dan 15 a 20 jaar oud, afgedankt door het westen. Fijn dat ze hoe nog goed gebruikt worden. Duurzaam. Ze zullen de emissie-eisen alleen niet meer halen (zeker de diesels niet).

Naast voor de gesprekken, maken we in de restaurants veel gebruik van Google Translate. Daarmee richt je je telefoon op de tekst die dan meteen wordt vertaald. Zó handig!

In Stalevo – een onbeduidend, Bulgaars dorp – zitten we een bekertje koffie te drinken. Een oude vrouw loopt met haar dochter langs, wijst naar Nan’s telefoon. Nan zet te vertaling aan en begrijpt dat ze de telefoon graag zou willen hebben want die had ze nog niet. Eh.. nee. Daarop volgt een verzoek om geld. Nan geeft haar een briefje van 5 Lev (€ 2,50) die ze aanneemt en onverwacht spontaan begint te huilen van blijdschap. Goed besteed!

Haskovo is een redelijke stad. Maatje Hilversum om maar ‘s een willekeurige vergelijking te maken. We hebben een een eenvoudige kamer geboekt met uitzicht op – wederom – een prachtig nieuw park dat goed gebruikt wordt.

Het nieuwe park in Haskovo dat vooral benut lijkt door een andere bevolkingsgroep uit die wijk? We horen ook wat Arabisch

Als we de volgende dag een stuk buiten Haskovo koffie drinken, komt Godfried voorbij sjezen, een sportieve Oostenrijker. Hij ziet ons, knijpt in z’n remmen en komt even bij ons zitten om te babbelen. De afstanden die wij afleggen per dag zijn gênant vergeleken bij die van hem (150 km-plus). Hij permitteert zich geen hotels, hooguit een guesthouse, en moet over twee dagen (voor hem nog 330km) in Istanbul zijn. Hij lacht erom. Via Noord-Macedonië is hij naar Bulgarije gegaan en heeft eigenlijk één bericht: ga NIET naar Noord-Macedonië. Hij vond het daar afschuwelijk. De combinatie: communistisch(-achtig) en islamitisch is niet een goeie, zegt-ie. Ook verkeerstechnisch heeft hij eea meegemaakt met grote oude Mercedessen met getinte ramen (we kunnen ons er iets bij voorstellen). Op de vraag ‘hoe vind je het in Bulgarije’ antwoordt hij dan ook ‘veel beter dan in Noord-Macedonië’.

Godfried, de razende Oostenrijkse reiziger die nooit, maar dan ook nooit meer naar Noord-Macedonië zal gaan

We eindigen de dag nèt voor de grens bij Matt, de Britse uitbater van camping ‘Sakar Hills’. Matt is een gezellige Brit. Benieuwd hoe een Brit het in z’n kop haalt een Bulgaarse camping te beginnen. Misschien komen we erachter.

Naast ons staat Dennis, een Franse 60-er met zijn zijspancombinatie. Hij komt net terug van een reis uit Iran en Turkije. Ex-fabrieksdirecteur, ex-hartpatiënt die wil reizen en een motorfiets te zwaar vindt dus koos voor een zijspan. Interessante mensen toch!

We gaan morgen naar Griekenland, én naar Turkije. We zijn er maar druk mee!


Tot zover Jan, nu klein stukje van Nan. Niet te geloven dat we al 8,5 week onderweg zijn. We zijn tot nu toe iedere dag op de fiets gestapt, op 3 x na omdat we ergens 2 nachten bleven. En iedere dag stappen swe met plezier weer op de fiets, waarna het entertainment voor die dag zich vanzelf aan ons aanbiedt, we hoeven nooit te denken ‘wat zullen we vandaag nou eens gaan doen’. Heerlijke vorm van dagbesteding!

De contacten met de mensen onderweg geven veel energie, een moment van verbinding. En wat kan je veel uitwisselen met een enkel woordje, gebaren en oogcontact.

Tot nu toe is alles zeer voorspoedig verlopen, geen ziekte of pijn (op allergische reactie op mijn benen na van een insect of plant), geen pech en geen ander ongemak.

Heel bijzonder en interessant om zo door al die landen en plaatsen te fietsen die je vroeger bij aardrijkskunde moest leren. Het is heerlijk weer, we hebben gezellige buren op de camping, Nederlanders, Zwitsers en Duitsers in een camper en een Fransman op motorfiets met zijspan in een tent, net als wij. We zijn de enige fietsers. Jan zet de tent nu op en als tegenprestatie heb ik koude biertjes voor hem gehaald in het dorpje. Zo zijn de rollen goed verdeeld. Tussen de middag hebben we heerlijk warm gegeten in een grotere plaats waar we doorheen kwamen, straks eten we hier naast onze tent brood met kaas, worst, tomaat en Nutella en yoghurt en een brownie toe. Fijne avond allemaal, liefs uit Bulgarije!

Paupers, Sofia en hoogtepunt!

5-9 juni 2023: Als we ‘s morgens onze neus buiten de deur steken, fietst er net een volgepakte tandem langs. We zwaaien, roepen en ze draaien om. Het zijn “YJ & Gracia”, ze komen uit Singapore en hebben een website (www.properpaupers.com). Ze proberen zo goedkoop mogelijk de wereld rond te fietsen als signaal dat er zoveel (duur) geconsumeerd wordt. Ze zijn in London begonnen, kamperen alle nachten en nemen heel graag ons aanbod in ontvangst om even te douchen – wij zijn allemaal klaar met douchen. Daarna ontbijten ze met ons mee en delen we ervaringen.

Door het uitgebreide ontbijt vertrekken we laat richting Bulgaarse grens. Exotisch hè? De Bulgaarse grens! Er staat een redelijk lange rij, we komen immers de EU weer binnen. Veel hebben waarschijnlijk Turkije als bestemming – Bulgarije is het doorgangsland.

Onderweg tikken we 3000km aan, wat we feestelijk vieren in een minder etablissement.

Er is dus niet echt een fietspad dus we fietsen over de snelweg. Dat wil zeggen: goeddeels over de ruime shoulder. Verderop zijn er werkzaamheden waardoor één kant volledig is afgezet voor auto’s. We glippen er op.

De eerste plaats is Dragoman. De eerste indruk is: oude Sovietstijl. Grove, verwaarloosde gebouwen, sparren- en berkenboompjes, een ruime opzet met parken, veel van beton en evenveel kapot, vervallen of begroeid met onkruid.

Het gemeentehuis van Dragoman. De verf bladderde overal vanaf, maar het heeft toch wel wat, die Sovietstijl

Iets buiten Dragoman wordt gewerkt aan dezelfde pijplijn als die we in Servië zagen. Als we de track verder vervolgen, stuiten we op een aarden wal met daarachter een geul van pakweg 2m diep waar de Servisch-Bulgaarse gasleiding in ligt. We besluiten toch maar om eromheen te klauteren en komen door prachtig landschap met een beroerd grindpad dat overgaat in een modderpad- waar hebben we dat meer gehoord.

We komen aan in Aldomirovitsi (dat konden we onthouden door te denken: ‘aldoormaaropmefietsie’) waar een hotel-achtig iets beschikbaar zou zijn. Na kloppen op de houten deur doet een Bulgaar open. Of ie een kamer heeft, is de vraag. Hij nodigt ons uit om binnen te komen op het terras. We krijgen een glas bier, er staat worst en kaas op tafel. Maar ja, kunnen we hier slapen of niet? Het begint met twee mannen – ze blijken overigens aan de gaspijplijn te werken – maar er komen er steeds meer bij. De kleinste (Boiko) gaat zitten bellen en geeft groen licht, of zoiets. Hij neemt ons mee naar de kamer, we onderhandelen wat – ze vroegen de hoofdprijs – en strijken neer. Het is een zeer luxe complex, een beetje een wintersportcomplex. Met veel aandacht is alles afgewerkt.

De volgende dag fietsen we met stralend weer Aldooropmefietsie uit en rijden naar Slivnitsa. Een Bulgaars meisje is nieuw in de koffietent, schrikt zich te pletter want moet Engels praten, maar maakt een prachtige cappuccino voor ons:

Het veertje in de cappuccino kennen we al, maar dit is nieuw

Naarmate we dichter bij Sofia komen, valt ons de nieuwbouwwijkjes op die hier in de natuur verrijzen. Het lijken huizen voor de geprivilegieerden: grote, luxe en mooi afgewerkte huizen.

Het laatste stukje naar Sofia moeten we over een autoweg. De stoep is een ellende (randen van 20cm hoog, gaten en scheuren). De weg is ook niet best. Het verkeer raast vlak langs ons. Het is intensief, maar we komen er ongeschonden door. De voorsteden van Sofia lijken enorm. We fietsen lang door grauwe volkswijken.

Het zal binnen best aardig wonen zijn hoor, maar het zíet er niet uit

Het appartement in Sofia dat we voor twee nachten hebben gehuurd ligt in een leuke straat. Lekker centraal, maar niet té centraal. Er loopt een tram doorheen, maar we zitten aan de achterkant. Sofia vinden we een leuke stad. Naast de bezienswaardigheden kent het veel leuke straatjes en pleintjes. Veel groen, grappige grootsteedse kunstdingen, barretjes en restaurants. Alle westerse gebruiken en mode zijn ook in Sofia omarmd.

Floor bereidt zich voor op vertrek en scoort een doos op straat om de fiets straks te verpakken. We trekken wat bekijks tijdens het slepen van die doos

Als we ons uit Sofia worstelen, moeten we bijna meteen klimmen. in het park ten zuiden van Sofia staat nog wat groteske Communistische kunst.

Hier en daar is nog echte communistische kunst te vinden met broeders, strijders, arbeiders en moedige mannen en vrouwen die voor het volk gestreden hebben

In Novi Han staat er weer zo’n straalvliegtuig op het dorpsplein. Er zijn veel dorpen in Bulgarije met zo’n Russische straaljager.

Het is een Russische MiG-17

De oudere Duitser Frieder had ons al verteld dat er weinig accommodaties zijn tussen Sofia en Plovdiv. Nou, dat klopt. Eigenlijk niets. We vragen nog wat rond in Vakarel – ook wel een beetje hopend dat we binnen worden gevraagd – maar helaas, we vinden niets. We besluiten wild te gaan kamperen. Ergens buiten Vakarel in de velden vinden we een prachtig plekje.

We wachten eerst een uurtje voordat we de tent opzetten om te kijken wat / wie er zoal voorbij komt. Dat blijkt niets / niemand te zijn. We zitten goed verscholen achter een struik.

We zitten al redelijk hoog (zo’n 850m), maar moeten de volgende dag naar bijna 1000m. Dat is dan ook echt de top voor vandaag en voor de hele reis.

In Ihtiman hangen we wat rond, halen heerlijk klaargemaakt Bulgaars eten in een supermarkt en vullen onze flessen met water in een middelbare school, min of meer begeleid door junior Bulgaartjes die hun Engels op ons oefenen.

We vermoeden dat het buiten Sofia wat armer gaat worden.

De honden in de sloppenwijk waar we langsrijden zijn brutaal. We bewapenen ons met een stok om ze een lel te geven mocht dat nodig zijn.

Wat een heerlijkheid: de laatste 3km dalen we af over goed asfalt. De climax had een hotel moeten worden in Momin Prohod, maar de euforie werd enigszins gedempt door de poep- en poepchagrijnige uitbaatster. Het bijbehorende zwembad met water van 30° – het is hier thermale badengebied – maakt het allemaal weer goed. Het schijnt ook radioactief water te zijn, wie weet helpt dat bij het klimmen.

Je koelt er niet lekker van af

Volgende stuk: óp naar Plovdiv!

Een schildpad, met de Serviërs in bed, en van junior naar senior

1-4 juni 2023: Kruševac uit was een hele lange, geleidelijke klim. Niet onprettig, het alternatief is snel omhoog.

Het moment waarop we onze eerste koffie drinken varieert sterk. Soms al na een paar km. Nu was het na 20km, en wel in Zdravinje – niet de minste plaats. Floor checkt in het café met de nodige ‘mannetjes’ of ze koffie hebben. Dat hebben ze niet (wel bier voor de mannetjes natuurlijk). Kennelijk heeft Floor wat beteuterd gekeken, want als we bij het orthodoxe kerkje zitten te eten, komt de winkelier naar ons toe lopen met vier ijsjes in zijn hand. Is dat niet aardig!

Met de honden valt het over het algemeen mee tot nu toe. De Balkan staat bekend om z’n loslopende, agressieve honden, maar veruit de meeste staan achter een hek te blaffen en grommen. Één grotere komt op mijn bewegende benen af, maar simpelweg stoppen met fietsen en een afwerend gebaar maken is voldoende: je bent niet meer de prooi en ze schrikken zich te pletter. Hopen dat dat zo blijft.

We stijgen steeds sneller, niks geleidelijks meer. Onze conditie is veel beter geworden maar het blíjft een enorme inspanning om bovenaan een heuvel te komen.

What goes up, must go down zeggen de Engelsen, alleen dan jammer dat het in de bergen hier een grind-/modderpad is. Het begint met hobbel hobbel en het eindigt (weer) met een eigenlijk niet-fietsbaar modderpad.

Een slang schoot dwars over het fietspad. Ik denk dat het laatste stukje van zijn staart geplet is.

Het landschap is práchtig! Het weer begint inmiddels een patroon te vertonen: ‘s morgens betrokken, dan klaart het op en wordt het warm, en tegen het einde van de middag pakken onweerswolken zich samen die óf leiden tot regen, óf net niet. Voor ons valt het steeds ontzettend mee.

James eet nog een snelle hap met ons mee in Aleksinac en besluit dan verder te fietsen om ergens (gratis) te overnachten. We krijgen later een appje dat ie weer door een gezin was opgenomen. Het komt wel goed met die jongen.

Wij vinden een hostel in Aleksinac. Het is altijd spannend of er iemand genegen is ons binnen te laten. De deur wordt zowaar open gedaan als we aanbellen, en wel door Leo, gast in het hostel en een werkende Chinese nomade (working Nomad). Leo werkt al sinds de pandemie in 2020 overal in de wereld waar hij een visum kan krijgen. Hij werkt online en heeft slechts een keer per week een online overleg van een uur waar-ie dan vroeg voor moet opstaan vanwege het tijdsverschil met China. Hij is een metro engineer en maakt ontwerpen voor metrosystemen. Leo doet dus open, belt voor ons het dienstdoende staff member dat doodleuk zegt dat het hostel vol is (wat het niet is). Het is inmiddels donker en we gaan niet meer weg, besluiten we. Leo is een beetje met de situatie aan, maar we stellen hem gerust dat het onze verantwoordelijkheid is (hij zal onze eigenzinnigheid niet begrepen hebben). We gaan lekker douchen en rollen onze matjes uit in een van de zitkamers. Bankjes aan de kant, klaar!

Zo’n beetje nèt op het moment waarop we willen gaan slapen komt een groepje Servische mannen bier drinken op het balkon (via ‘onze’ kamer) en natuurlijk roken. Het zijn dakwerkers die een klus verder van huis doen en daarom in dat hostel slapen. We lullenbullen een beetje met ze, drinken een biertje mee. Leerzaam is dat ze ons – met zoveel woorden – vertellen dat ze als land stuck in the middle zijn: niet westers noch oosters. Dat vat het mooi samen.

Ze worden wat luidruchtiger naarmate het bier vloeit en nodigen ons uit om de bovenbedden van de stapelbedden te benutten als ze gaan slapen. Ze slapen zelf onderin. Floor en ik nemen de uitnodiging aan, Nan kiest wijselijk voor een matje in ‘onze’ kamer ernaast. ‘s Nachts is het een zaagfestival van jewelste. Ik kreeg te horen dat ik ook snurkte. Onzin natuurlijk!

Floor zei geloof ik: en moet ik daar dan gaan liggen? Het waren keurige mannen hoor! Type ruwe bolster
Als we ‘s morgens wegfietsen komen we de dakmannen tegen op hun klus ergens in Aleksinac. Met de meest rechtse en linkse man op de foto deelden we de slaapkamer. De derde staat niet op de foto. Ze zijn de volgende dag wat rustiger dan de avond ervoor

Het staff member dat we ‘s morgens spreken (Daniella) als ze naar het hostel komt is allervriendelijkst en verontschuldigt zich voor de gang van zaken. We krijgen een kop Servische koffie (Turkse stijl met drab – wij noemen het gekookte koffie) als troost. We vergeven haar. De overnachting was uiteraard gratis.

Ons Caritas hostel. Een Rooms-Katholiek onderkomen, ook via Booking.com te boeken.

We fietsen de volgende dag richting Niš. Het tempo zit er maar matig in, we vertrekken ook laat. Het is warm. Na (te) kort fietsen vinden we een fantastische restaurant waar we besluiten te lunchen. Een echte Servische maaltijd die nou ook niet echt bevorderend werkt voor de voortgang. Na de lunch fietsen we Simon, een echte Brit, tegen het lijf. Simon heeft zich aangeleerd om in een extreem laag verzet te fietsen en fietst rechtop zittend als een soort Duracell-konijn rond. Veel vaart maakt-ie niet. Ieder z’n stijl..

In Niš komen we – na door het leuke park gefietst te hebben, daar iets gedronken te hebben en in een ligstoel kortstondig in slaap te zijn gevallen – binnen door de ‘beroemde’ Istanbulpoort. Niš is een stad in het kruispunt van wegen naar Istanbul, Sofia, Griekenland.

Het klinkt spectaculairder dan-ie is: de Istanbulpoort. Het is de toegangspoort tot de vesting Tvrdjava.

In de stad is het een drukte van belang. Er worden evenementen voorbereid en er zijn veel mensen op straat. Het weer is zacht, er waait een zomers windje. Er heerst een gezellige, uitgelaten sfeer.

‘s Avonds als we in ons appartement zijn barst de onweersbui dan toch eindelijk los. Een gedeelte van de nacht regent het door.

De volgende dag twijfelen we: binnenblijven of maar gewoon op pad gaan? Het plenst immers nog. We hebben een appartement op een zolderkamer geboekt. Het tikken van de regen op dakramen is gezellig (Rob de Nijs wordt gememoreerd). Maar na het ontbijt klaart het opeens op. We besluiten dus maar gewoon te gaan.

Een snelle check van de route op de telefoon leert dat het een heuvelachtig dagje wordt. We moeten over een puistje van zo’n 400m. Het steilste stuk was 11%. Bovenaan 1) ben je blij dat het klimmen voorbij is, 2) ben je voldaan dat je het gehaald hebt, 3) heb je een prachtig uitzicht, 4) heb je de voorpret van de afdaling, en 5) heb je honger.

De weg kronkelt naar boven, deels naast de snelweg. Dit was op zo’n 600m hoogte.

Na de lunch gaan we als een raket naar beneden (Nan en ik hebben onze remblokjes vóór al vervangen, achter doen we in Sofia want in Nis hadden ze onze remblokjes niet).

Met veel klaprozen langs de weg

In no time zijn we in Bela Palanka. Bij het hotel staat, als we onze fietsen achter het hek parkeren, een Duitse (conventionele) reisfiets. Een kwartiertje later lopen we de berijder tegen het lijf: een 77-jarige (!) man die fietst van Hamburg naar Sofia. Hij had ook naar Istanbul gewild maar zegt: jetzt reicht es. Es wird zu schwer. Dat mag als je 77 bent.

Het eerste bord met de eindbestemming erop!

‘s Avonds eten we echt Servisch. Het kost allemaal een drol. Veel vlees, en ook vlees.

Een blz van de menukaart. Als je de dinars deelt door pakweg 120 heb je de euro’s

We worden in een klein, knus kamertje gestopt. Het hele restaurant is nog leeg? Maar later nam de clientèle flink toe. Ze weten wel hoe ze een feestje vieren.

Bela Palanka weer uit fietsen de volgende ochtend valt niet mee. Er staat ons een hobbel van zo’n 450m stijgen te wachten, het begint meteen al met 10% stijgen. Zo direct na je ontbijt valt dat niet mee, maar we komen boven. Dat geldt ook voor Frieder, hij fietst met ons mee. We hebben de 24-jarige James ingeruild voor een 77-jarige. Maar Frieder staat z’n mannetje en ploegt met ons samen naar boven. Chapeau!

Dit is bovenaan de ‘pas’

We high-fiven op de top en kijken naar de nieuwe gasleiding tussen Bulgarije en Servië die door de bossen wordt aangelegd.

Daarna volgen leuke dorpjes met mild weer.

Nan krijgt van een paar kindertjes kersen aangeboden. Kinderen vinden het leuk om een paar woordjes Engels te proberen

In de loop van de middag neemt de bewolking toe om te eindigen in een ware wolkbreuk.

We zitten op zo’n 5km voor de Bulgaarse grens. Morgen gaan we ons zevende land te lijf. Gaan we die echte Bulgaarse yoghurt ‘s proberen!

Profvoetballer?, mannetjes en ménage à quatre

28 – 31 mei 2023: Zorana, de uitbaatster van ons guesthouse gisteren – ze is begin 30, schatten we – lichtte eea toe over de demonstraties die hier waren, 27 en 28 mei. Ze had er zelf eerder aan deelgenomen en was er via de sociale media tussenuit gevist als sympathisant waardoor ze werd dwarsgezeten door de autoriteiten. Ze fulmineerde oa over de ongelooflijke corruptie in Servië die ze aan den lijve meemaakte. In breder verband hekelde ze de Servische politiek die er onder andere voor zorgt dat er zoveel jonge, veelbelovende mensen wegtrekken hier uit Servië. Een bepaalde moedeloosheid straalde ze uit. De grote protesten die hier waren zouden niet breed in de media komen, was haar inschatting, daar is teveel controle op door de Servische overheid. Ze heeft gelijk gekregen.

Met een extra vrouw versterking vertrekken we van ons guesthouse naar het centrum van Belgrado. We hebben weinig vertrouwen in het weer, maar het valt alleszins mee. De Istanbulpoort in het Kalemegdanfort is de eerste attractie na een veel te lange koffie in het centrum. We hebben nu een fotograaf erbij, maar ook een foto-object extra..

Stambolpoort van Kalemegdan in Belgrado

Nan wordt aangeklampt door een, aanvankelijk overgeïnteresseerde, Belgradoër die haar (Nan) zegt dat dit soort fietsreizen helaas voor hem niet meer zijn weggelegd vanwege zijn leeftijd. Hij blijkt 58 te zijn. Daarna volgt een onsamenhangend gekwetter over Plato, Alexander de Grote, eindigend bij president Vucic waar-ie fan van is. Het kan verkeren. We vinden het inmiddels méér dan genoeg en ronden het gesprek vriendelijk maar kordaat af.

Een aantal km verderop staat voor de Sint Sava-kathedraal, de grootste orthodoxe kerk ever, een enorme rij. Te groot om met onze fietshongerige benen in te gaan staan. Een Oostenrijks stel (denken we alle drie) vraagt ons een foto van hen te nemen. Ze fietsen elk jaar een week de Donau af en laten steeds hun fietsen bij de vorige eindbestemming staan. Zo kan het ook. Het bleken overigens vader en zoon te zijn.

De duimopstekende jongeman op de voorgrond zit niet in het complot

Geleidelijk klimmen we Belgrado uit naar de piek Avala waar de televisietoren op staat. Daarna volgen vele niet zo geleidelijke klimmetjes. In het dorpje Zaklopaca staan fruitverkopers hun waar (voornamelijk kersen en aardbeien) te verkopen. Eenvoudige mensen in een eenvoudig dorpje.

Dit soort tafereeltjes kom je tegen op het platteland van Servië. De dame met het lichtblauwe shirt in de kar zat later intensief te bellen met haar mobieltje dus de moderniteit is ook hier doorgedrongen

Het is een prachtig heuvellandschap met af en toe een boerderijtje tussen de fruitbomen, riviertjes en bossen. Helaas ook hier en daar ongelooflijke bende door spontane vuilnishopen.

Middenin het bos wordt zomaar afval geflikkerd. Dit zie je regelmatig in de Balkan. Húp, probleem opgelost!

Het is even zoeken na twee succesvolle boekingen via Booking.com die vervolgens om uiteenlopende redenen (Oh no sorry, it is not open of wateroverlast door hoge Donau) toch niet succesvol blijken, maar dan eindigt de dag in een prachtig hostel met uitzicht over de Donau. Wat wil de fietsende mens nog meer!

Het hostel werd gerund door de ouders van Zorana, de uitbaatster van het hostel net voor Belgrado. It runs in the family

Het is elke dag een beetje gèk weer. Overwegend goed, de temperatuur oplopend naar warm (25° plus), maar drukkend, gevolgd door dreigend onweer en dan net wel of niet dat zomerbuitje. Het levert wel mooie wolkenluchten op.

In Smederevo loopt er door het eeuwenoude fort dat we bezoeken een man die net klaar is met z’n rondjes hardlopen in het fort (zo groot is het namelijk). Hij vraagt waar we vandaan komen. Van het een komt het ander en hij blijkt profvoetballer in Servië te zijn. Wij denken W te A, die veel weet van voetbal, blij te maken met deze foto maar een serieuze background check levert enigszins teleurstellende informatie op.

Hij had, bleek, in het jeugdelftal van Servië gespeeld te hebben vroeger. Nu is ie 34. Heeft ie toch even zijn mediamomentje gehad in z’n nadagen als profvoetballer van een betrekkelijk onbeduidend Servisch clubje

Floor heeft wat gedoe met haar derailleur. Ons reisboek over de Sultan’s Trail vermeldt een beroemde fietsenmakerd in het centrum. Het precieze adres hebben we van de profvoetballer gekregen (netwerken he?). Het fietsenmakertje fixt Floors derailleur, gaat zonder veel tegenzin op de foto en toont achter z’n werkplaats ons nog wat exotische fietsen die hij vroeger zelf gemaakt heeft.

We fietsen door fruitgebied en plukken een kersenboom aan de rand redelijk kaal (overhangende takken en overrijpe kersen hoor). De rit naar Smederevska Palanka gaat door heuvels die we soms met argusogen tegemoet zien (tussen de 5 en 8%) maar niet al te hoog zijn. Wèl flink blazen voordat we boven zijn.

Lunch tussen de fruitbomen

Het appartement in Smederevska Palanka heeft een telefoonnummer op de gevel zodat we eerst kunnen bellen of-ie überhaupt open is voordat we boeken. De man die we bellen herkent zijn eigen appartement niet (zoveel had hij er), maar bevestigt later dat het inderdaad van hem is (een geruststellende my friend hier en daar tijdens het telefoongesprek helpt heel erg).

In ons reisboekje wordt café Amsterdam hier in Smederevo genoemd: een café gewijd aan de hoofdstad met wat schilderijen en prullaria. Waarom in hemelsnaam Amsterdam? We zijn er niet achter gekomen.

Café Amsterdam in Smederevo

De rit tussen Smederevo en onze volgende pleisterplaats Jagodina is voor een groot deel vlak. Ook wel weer ‘s lekker. Net voorbij Velika Plana staan we uit te puffen voor een huis. Een oudere dame ziet ons en vraagt ons binnen om iets te drinken.

Later kwam haar man er ook bij zitten

Ze had in Zwitserland gewoond, maar was er uitgemikt in de 90-er jaren omdat ze Servisch waren. Ze spreekt redelijk Duits. Haar man voegt zich later bij ons. Ze maakt nog even van de gelegenheid gebruik ach en wee te spreken over de Kosovaren. Volgens haar is Kosovo al járen een deel van Servië. De Albanezen krijgen gewoon veel te veel kinderen, waardoor ze meer invloed hebben gekregen. We knikken..

We hebben, voordat we in Jagodina zijn, nog een bobbeltje te beslechten. Daarna volgt de geleidelijke afdaling Jagodina met prachtige luchtpartijen.

Links beneden ligt Jagodina waar we overnachten

We zijn er nog niet met iemand over begonnen en gaan dat mogelijk ook niet meer doen, maar Servië is wat sentiment betreft verdeeld over Rusland en Europa (waarschijnlijk: oud en jong, respectievelijk). Zie op onderstaande foto de grote afbeeldingen boven de kiosk: eentje van Poetin en eentje van Nicholaas II, voormalig keizer van Rusland. De afbeeldingen zouden bij ons op deze manier ondenkbaar zijn.

Het lichtroze appartement boven de blauwe auto (1e verdieping) wordt door ons bevolkt
Ook duidelijk

Het regent ‘s morgens vroeg, maar kort voordat we vertrekken stopt het. Kijk, zo kan het ook. Als we Jagodina uitrijden spreken we James, een Ierse jongeman die al een tijdje rond fietst. Hij voegt zich later bij ons om een stukje mee te fietsen.

James, onze gastfietser

In Rasevica vinden we een plek om koffie te drinken. Er is geen warme (gewone) koffie maar wel blikjes ijskoffie. Die dan maar. Er is slechts één bank en daar zit een man ons te bestuderen. Bij gebrek aan een zitplaats gaan we maar bij hem zitten. Hij heeft al wat biertjes op, blijkt. Hij besluit zich onze ‘oom’ te noemen en vindt het leuk om nog een rondje ijskoffie te bestellen (we proberen het te voorkomen maar hij stond erop).

Hij vertelt dat ie Mickey heet, vernoemd naar een of andere muis

Een oud Servisch jachtvliegtuig in de tuin van een school trekt onze aandacht. Nog meer aandacht trekken wij van een stel uitzinnige scholieren die vandaag toevallig hun laatste schooldag vieren. Ze zijn geslaagd. De school bestreek de periode van hun 7e t/m hun 15e jaar. Een meisje spreekt veruit het beste Engels en vertaalt. De jongens roepen maar wat en maken slappe grappen.

Echt Engels spreken leren ze niet op school. Daar wordt aandacht besteed aan grammatica en regeltjes. Spreken leren ze van internet en films kijken.

We krijgen de gelegenheid om even de school vanbinnen te kijken. Het komt allemaal erg ouderwets over, met schoolbankjes, zwart schoolbord, vaste klassen voor vaste vakken (Servisch, Engels, Frans, wiskunde, geschiedenis, aardrijkskunde, schei- en natuurkunde). Geen ingewikkelde onderwijsvernieuwingen; misschien maar beter ook.

Tijdens de lunch krijgen we een fles water. De vrouw gaf Nan spontaan een zoen, mogelijk bij wijze van mededogen voor de erbarmelijke fietsreis.

Nan kreeg een fles water en een hartelijke klapzoen

Het is een rustige fietsdag. We fietsen langs de Moravarivier door een dal. Veel fruitbomen en leuke dorpjes met huizen die variëren van totaal vervallen ruïnes tot moderne, grote huizen met verchroomde hekken en pastelkleurige muren.

In Jasika stoppen we voor een ijsje. We worden belaagd door oude, dronken ‘mannetjes’. Dat is toch wel een beetje het beeld dat we hebben: gepensioneerde mannen die hun verveling lijken weg te drinken. De vrouw van de winkel maakt als troost een kopje koffie voor ons.

James fietste nog lekker mee met ons

In Krusevac aangekomen gaat het regenen maar het is ook mooi geweest. James blijft bij ons overnachten, besluit-ie. Hij kampeert normaal wild en heeft in zijn, tot nu toe, twee maanden lange reis nog niet betaald voor enige overnachting. Vannacht dus ook niet. Ménage á quatre.

Visje, wollen sokken en bezoek!

24 – 27 mei 2023: ‘s Avonds gingen er maar ‘s een visje halen in het ‘restaurant’. Er zaten nog wat gasten binnen in plaats van op het terras onder de overkapping. Raar, met dat mooie weer..

We krijgen de ‘menukaart’ mondeling medegedeeld: vis! Nou, doe maar vis. Stephen – zo laat ie zich door ons noemen – is lang weg in de keuken. Inmiddels begint het aantal muggen toe te nemen. Tegen de tijd dat we de (vis-)maaltijd opgediend krijgen, is het om de hap drie klappen op been, wang of arm. Nu snappen we waarom de andere gasten binnen zitten, terwijl het buiten zulk heerlijk weer is.

Gefrituurde vis, koude aardappelen en rauwe uienringen. Niet van dat complexe. Het is karper en errug lekker

We hadden ze overdag niet gezien, maar ‘s avonds blaften de enorme honden die in hokken zitten. Lelijke, slecht verzorgde honden. De teefjes met grote grijze tepels als everzwijnen.

Het gebied hier heet Vojvodina en staat bekend om z’n (etnisch) gemengde karakter. Hongaren, Serven, Kroaten, Duitsers en Roemenen hebben in deze streek lang in grote harmonie samengeleefd. Het is hier dan ook liberaler dan in de rest van Servië, hoewel de saamhorigheid hier in 1995 ook een dreun kreeg. De plaatsnaamborden zijn er nog steeds in de drie talen (Servisch (cyrillisch), Kroatisch en Hongaars).

In Bac vinden we een waterpomp. Een man pompt zijn grote plastic flessen vol. We vragen of het drinkbaar is. Hij pakt de grote fles, houdt ‘m bij Nans neus en knijpt er een paar keer in zodat ze de lucht die eruit komt kan ruiken. De man zegt dat het gas dat er in zit wat moet verdampen maar dat het daarna prima drinkbaar is. Ik vind het een putlucht hebben. We besluiten het water eerst te filteren (we hebben een klein waterfilter mee). So far so good!

Wat nostalgisch hè? Zo’n waterpomp. Maar als er een putlucht vanaf komt, toch iets minder nostalgisch

Het weer laat wat wisselingen zien. Aan de horizon doemen grijze luchten op, maar die trekken op miraculeuze wijze rakelings langs ons heen.

In Servië zijn de accommodaties spotgoedkoop. Toen we aankwamen in Sombor hebben we ons laten piepelen met een hotelkamer voor 40 euro. We hadden toen nog geen internet. Inmiddels boeken we hele huizen voor iets meer dan 20 euro.

Onderweg stuiten we op een kraampje met aardbeien en – jawel – zelfgebreide wollen sokken. Geweldige combinatie! Nan praat even met de verkoopster (Milena) die Duits had geleerd op school vroeger in Kroatië.

De aardbeien waren heerlijk. De wollen sokken hebben we niet geprobeerd

Ons huis in Bac Palanka is geweldig. Als we aan komen rijden, denken we: hmmmjaa.. Maar eenmaal binnen blijkt het een oase. Achter een gruzelige stalen deur verschijnt een binnentuin met groenten, fruitboompjes en kipjes. Het huis is heel eenvoudig, bijzonder huiselijk ingericht met meubilair uit de jaren 50. De boventoon wordt gevoerd door het grote aantal geborduurde tafereeltjes aan de muren. We hoeven het thuis niet te hebben, maar de oubolligheid doet knus aan.

‘s Morgens fietsen we de Duitse Melissa tegen het tanige lijf. Ze fietst vier weken rond, kampeert niet maar heeft indrukwekkend weinig bagage mee.

We maken ons geen illusies over onze eigen bagage, maar 5 kg zoals de Duitse Melissa mee heeft? Ze had ‘alles’ bij zich, zei ze

De pontjes over de Donau nemen langzaam af, zowel in aantal als kwaliteit.

De mobiele ontvangst (4G) is opvallend goed in Servië. Tenminste, in het stuk waar wij doorheen fietsen. Ook elektronisch (en contactloos) betalen gaat in heel veel, eigenlijk alle winkeltjes.

Het laatste stuk naar Novi Sad (vanaf pakweg Rakovaç) was een nachtmerrie. Druk (stinkend) verkeer, smalle rijstroken en aan de zijkanten opgestroopt asfalt wat ervoor zorgt dat je steeds in de rijrichting over een richel heen moet.

Novi Sad is de regiohoofdstad van Vojvodina en heeft een bijzonder gezellig centrum. Buiten de steden is Servië in dit gedeelte erg verouderd. Veel vervallen huizen en panden, kapotte straten, verroeste lantaarnpalen, afval op straat, enz. De grotere steden zien er aanmerkelijk beter uit. Nou, Novi Sad dus ook.

Lopend door Novi Sad zien we veel jongeren, maar Servië is wel een van de snelst vergrijzende landen in de wereld. Jongeren, vooral hoog opgeleiden, verlaten het land om hun geluk ergens anders te beproeven.

Het water in de Donau staat nog steeds schrikbarend hoog.

De parasollen van het strandje staan onder water

De klim Novi Sad uit is lang en ook weer vervelend omdat we de weg delen met auto- en vrachtverkeer. Niet retesteil (5%), maar wel 5km lang. Op de top wordt je overweldigd door de ‘glimmende’ orthodoxe kerk. De koperen daken blinken in de zon. Of het groene, glanzende metaal door koperoxide is gekomen,

De heilige kerk van Maria Magdalena op de top is dan de ‘beloning’

We stonden even te schuilen voor een zomerbui (niets ernstigs) bij een koelhuis voor fruit. Een jongeman zegt ons gedag en gaat weer naar binnen. Nan zegt nog: ‘Het zou leuk zijn als-ie ons een paar appeltjes aanbiedt’, en nog geen 5 minuten later: jawel hoor, een zakje Granny Smiths. Een paar kilo.. Het zijn heerlijke appels hoor, maar ze moeten ook mee de berg op. Ondankbaar volk zijn we toch.

Het koelhuis. De appelman zwaait nog vriendelijk

In Servië worden de overlijdensadvertenties opgehangen op publieke plekken, zoals in bushokjes. Eigenlijk wel een goed idee, het versterkt het gemeenschapsgevoel.

Er zit weinig variatie in vormgeving van de berichten

Opvallend is dat we elke ochtend zin hebben om op pad te gaan, tenzij het plenst. Vandaag gaan we op weg naar Belgrado waar Floor, een vriendin van ons, zich bij ons voegt voor twee weken tot aan Sofia in Bulgarije. Vandaag, 27 mei, is óók de dag van de protesten in Belgrado tegen de regering Vucic. We gaan er een beetje omheen maar.

We vallen, op weg naar Belgrado, weer met onze neus in de boter, of beter gezegd: modder. Gelukkig niet al te lang. Na twee km ploeteren, poeren met stokje en weer verder ploeteren, komt er een mannetje naar ons toe die – in goed Servisch – ons vertelt: ga niet die kant op, ga terug, het is niet te doen (deze vrije interpretatie zal er niet ver naast zitten)!

Matige fietspaden. We hebben maar een alternatief bedacht

Wij dus terug. Onderweg aangesproken door een stel dat ons het recept voor rakija- de lokale drank – aan de hand doet. Altijd handig!

Ze plukken vruchten die ze verwerken in hun ‘schnapps’

Net voor Belgrado vinden we een bankje. Weliswaar op een kerkhof, maar het ís een bankje. We eten ons bammetje op het bankje, tussen de grote, pompeuze graven. Één valt op:

De vrouw is overleden in 2017. Hij heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt zichzelf ook maar meteen op de steen te laten graveren, de datum komt tzt wel.

Als we in Belgrado aankomen, rommelt het in de lucht. Onweer?

Vanaf nu zullen de Serven zich afvragen hoe dit zit, met die man en die twee vrouwen

Morgen gedrieën op pad. Sofia, here we come!

Mooi weer, hertje overreden? en misschien vis!

20 – 23 mei 2023: We krijgen regelmatig te horen dat we zo snel gaan, maar hebben het idee dat we alle tijd hebben en nemen. ‘s Morgens rustig opstarten. Regelmatig pauzeren om iets te snaaien, koffie te drinken. Plekken die genoemd worden in ons boekje te bekijken. Het reizen en steeds weer van omgeving veranderen is het leukste element. Gelukkig maar..

We vertrekken wederom met heel mooi weer, nauwelijks een wolkje, nagenoeg geen wind. Het condens op de tent is snel verdwenen. Heerlijk om met mooi, droog weer de spullen op te bergen.

In Simontornya is er een oploop. We nemen poolshoogte, maar krijgen geen hoogte. Nan vraagt iets aan een dame. Ze zegt: “castle” en wijst naar de ruïne. Vervolgens zegt ze “day”. We concluderen dat het vandaag kastelendag moet zijn. De lokale amateurvereniging staat letterlijk in het zonnetje en geeft, gehuld in middeleeuwse dracht, een voorstelling. Het is een drukte van belang.

Het is een dag om heerlijk te toeren. Zonovergoten, licht briesje, leuk landschap.

In Sárszentlörinc denken we een supermarktje te bezoeken. We komen aanrijden, ons hardop afvragend “is ie open?”. Een vrouw die op het stoepje zit zegt in het Nederlands “Nee, is niet open”. We stoppen verbaasd en ze vertelt dat alles dicht is vanwege het “apenpokkenviroes”. Hmm.. We proberen haar te peilen en een gesprek te beginnen, en al gauw zegt ze: “Alles dicht. Nederlanders hè? Rot maar op!”, terwijl ze naar beneden kijkt en een wegwuifgebaar maakt. “Rij maar door, rot maar op!” zegt ze nog een keer. We knipperen met onze ogen, en laten indalen wat ze net zei. Nan vraagt “Woon je hier?”. Ze antwoordt “Waarom allemaal vragen? Zoveel vragen?”. Daarna volgt er nog een “kutnederlanders” en dan stappen we maar weer ‘s op. Geen zinnig woord uit te krijgen. Ze is mager, heeft een doorrookt gebit, spreekt goed Nederlands maar wel met een accent. Een Hongaarse die lang in NL gewoond heeft en, misschien gedesillusioneerd, weer teruggekeerd? Teleurgesteld? Uitgezet? Gefrustreerd? Psychiatrisch? Misschien allemaal. Het is in ieder geval een surrealistische ervaring, om in zo’n klein dorpje een Nederlands-sprekende tegen het lijf te lopen die je dan ook nog uitkaffert.

We gaan op zoek naar een onderkomen. Geen campings in de buurt. We stoppen bij een huis met een bord in de tuin: ‘Panzio’. Laat dat nou pension betekenen. We lopen de tuin in. Er is een man met een tractor bezig de waterput te vullen (blijkt later). We proberen wat te communiceren, maar het wordt niks. De app moet eraan te pas komen. Ik vraag de man langzaam te spreken, overhandig hem de telefoon. Hij spreekt in de telefoon maar kijkt niet naar de Hongaarse tekst die verschijnt in het scherm als ie spreekt. Hij blijft ons aankijken. Kan ie wel lezen? De app vertaalt het braaf. En zowaar kunnen we wat communiceren. De man spreekt lispelend, want mist grote delen van zijn gebit. Hij blijkt de waterbevoorrader te zijn voor de ‘disco’ en de ‘stieren’. Waarschijnlijk is door zijn uitspraak eea lost in translation.

We rijden tegen een geweldige tent aan: een gezellig terras bij een restaurant (we hebben al een paar dagen niet meer ‘gewoon’ gegeten) en een bijbehorend hotel. Heerlijk! Warm bordje eten (met een biertje erbij), ‘s avonds.

Bij het hotel hebben we ook weer ‘s een ontbijt.

Niet alleen maar dit hoor, maar wat is dat lekker! Pittige Hongaarse worst, ei, stukje spek voor de vitamientjes en gekruide Kaiserbrötchen

We nemen ons de volgende dag voor om er een half dagje van te maken. Een kleine 50km verder is een camping. Eitje!

In Szekszárd lopen we Sven-Olov tegen het lijf, een Noorse pensionado. Hij fietst naar Antalya. Op z’n fietsframe zit een sticker ‘Nordkapp’ maar hij geeft eerlijk toe dat ie pas in Denemarken is begonnen met fietsen.

Hij had z’n achterwiel laten vervangen. Die kon het gewicht op de vaak slechte wegen niet meer aan. Meteen maar een wiel met meer spaken (z’n oude achterwiel had evenveel spaken als z’n voorwiel)

Het is weer heerlijk rustig zomerweer. We peddelen Szekszárd uit, rijden door een klein industrieterreintje en dan begint de ellende: we komen op een modderig pad. Zó modderig, dat de wielen vastlopen. De modder plakt vast en hoopt zich op tussen de banden en spatborden. Met een stokje poeren we de kluiten eruit. Een paar tientallen meters verder herhaalt dat zich. We schieten niet op. Waar het kan fietsen we, door schade en schande wijzer geworden, door het hoge gras dat wél soms onder water blijkt te staan.

En soms gaat het ook gewoon niet. Dan zit er zoveel prut aan de wielen, dat ze niet meer draaien. Met een stokje poeren is de enige mogelijkheid.

We schrikken ons te pletter als we, de berm doorploeterend, opeens een schriel piepgeluid horen uit de berm. Wat is dat? Oh nee, we hebben toch geen schuilend dier overreden? We kijken nog ‘s goed en daar staat een heel jong reetje in het hoge gras, piepend om z’n moeder. Het maakt het geluid van een badeendje waar je in knijpt. Het is een aandoenlijk gezicht en gehoor. Het jonge reetje laat zich zelfs over z’n koppie aaien, zo bleu en argeloos.

Later horen we het geroep van de moeder

Over het stuk van 2,5km doen we 5 kwartier. Het schiet niet op! En als we door het ellendige stuk zijn, lopen de fietsen aan alle kanten aan. De modderstukjes vliegen ons om de oren door de middelpuntvliedende kracht naarmate we sneller fietsen.

In Öcsény zitten we een ijsje te eten bij wijze van moddertroost. Twee jongemannen komen aan het tafeltje naast ons zitten. Ze praten Arabisch. We vragen wat ze spreken en ze bevestigen dat het Arabisch is en vertellen dat ze Marokkaans zijn. Het zijn piloten die een instructeurscursus krijgen. In Hongarije, want dat was de goedkoopste optie. Wat een wereld hè?

Iets buiten Öcsény is een carwash en Nan komt op het lumineuze idee de fietsen af te spuiten. Dat helpt! Fietsgoeroe’s zullen zeggen dat dat allemaal niet kan omdat je vuil in de lagers spuit, maar de wens om de prut eruit te spuiten is groter.

In Bata blijkt er (op zondag) een tentje open te zijn. We kiezen uit de rijk gevulde koelkast bijna willekeurig twee vrolijk gekleurde flesjes. Nan blijkt cider (5% alcohol) gekozen te hebben. Ik offer me op en we ruilen. Nan gaat voor mijn flauwe perendrankje. Verderop moeten we het laatste heuveltje van de dag op: het is maar 50m hoog, maar wel met 10%. Met 2,5% alcohol in één en de rest in het andere been kom ik boven. Nan doet het op de perensap.

De dag loopt anders: de camping die we in ons hoofd hadden blijkt al 10 jaar gesloten. Overwoekerd met onkruid, met een verroest toegangshek en vervaagde bordjes. Een Gasthaus op steenworp afstand is weinig aanlokkelijk maar een goed alternatief. We hadden eerder wat klein eetwerk op de kop getikt. We will survive!

De zwaluwen op ons terras halen acrobatische toeren uit, ze vliegen elkaar achterna terwijl ze slalommen tussen de staanders van de pergola. Vliegkunst, prachtig om naar te kijken.

De volgende dag kunnen we óf naar Kroatië of naar Servië. We besluiten om naar Servië te gaan, de route valt samen met een stuk EuroVelo 6 en dan weten we zeker dat de wegen befietsbaar zijn. De grens rond de Donau tussen Kroatië en Servië is een soepzooitje. Een aantal gebieden is al jaren betwist. Ze zijn er nog steeds niet uit.

We zitten, net voor de Servische grens in Hongarije, een drankje voor een cafeetje te drinken. Er komt een Hongaar op ons af. Hij spreekt gebrekkig Duits, doet zijn hand in zijn rug en kreunt dat ie dat niet meer kan, fietsen. Hij noemt zich een Donau-Schwab, oorspronkelijk uit Thüringen, Duitsland. Hij (we kennen zijn naam niet) heeft vroeger drie jaar in Dresden gewoond en gewerkt. Hij blijkt 68 jaar oud te zijn, is drie keer getrouwd geweest (niet succesvol) en zorgt nu alleen nog voor z’n 88-jarige moeder, dat beviel ‘m beter. Er komt wel thuishulp! Het is een grappenmaker, kijkt pienter uit zijn ogen en had nog één tand die we konden zien. Wel thuishulp, geen mondzorg. Grappig, zo’n praatje.

We naderen overduidelijk de EU-grens:

Zo ziet de buitengrens van de EU er dus uit hier. Het is een naar gezicht, dat kilometerslange dubbele hek met een kraag van prikkeldraad erboven

Hoe ging dat ook weer? Grenspost Hongarije (EU), controle paspoorten, grenspost Servië, controle paspoorten, stempels.

Vreemd land nummer 5: Servië!

Dat geeft toch wel een beetje een ‘exotisch’ gevoel: Servië! Meteen merken we dat het niveau Engels duidelijk (veel) hoger ligt dan in Hongarije. Gek hè? De Serven lijken ook iets extraverter, uitbundiger te zijn. Misschien heeft het met de terughoudendheid van de Hongaren te maken.

We strijken neer in Sombor, een leuke middelgrote stad. Even rondgelopen in het leuke centrum en een SIMetje gehaald, want tja, geen EU-roaming hè?

De volgende dag fietsen we langs de Donau en verbazen ons hoe hoog het water staat. De uiterwaarden zijn volledig overstroomd. Normaal zijn dat een soort bosjes langs de rivieroever.

De stammen van de bomen staan volledig onder water. Het loof hangt op het wateroppervlak

We komen langzamerhand in Orthodox-Christelijk gebied.

Het nieuwe orthodoxe kerkje van Sonta

Bij Bogojevo zou een camping zijn. We hebben wel zin in een overnachting in de buitenlucht, het is warm. Veel campings zijn nog dicht. We komen door het plaatsje Bogojevo waar rijen en rijen Servische vrachtwagens voor de grens met Kroatië (EU) wachten. Ze staan al tijden stil. Wat een ellende. Hoe lang zal dat wel niet duren?

Verderop zou iets van een camping moeten zijn. De omschrijving is ‘Autokamp Strand Bogojevo’. Klinkt goed, toch? De bewegwijzering is matig, maar we vinden het. Als we aan komen rijden lijkt het een zigeunerkamp met hier en daar een oorlogsrestant. Er zit een man achter een tafeltje aardbeitjes te wassen en biedt ons er een aan. Heerlijk hoor, heel aardig, maar heeft u ook een kampeerplek voor ons? Alle vertaalmogelijkheden, handen en ook voeten ten spijt, het wordt niet duidelijk. De man knikt ja, gaat bellen, loopt weg. We spreken een andere man. Ook hij munt niet uit in duidelijkheid. Een derde mengt zich en zegt overal ‘da’ op. We gaan maar onder de overkapping zitten. Meestal wordt het na verloop van tijd wel duidelijk hoe of wat. En ja hoor, even later komt er een jongeman die ons helpt. We kunnen ‘overal’ staan.

Ik was me met bioshampoo in het vennetje. De visjes zwemmen om me heen. Twee Servische jongetjes proberen hun Engels. Milan is 12, z’n broertje 10. Ze dóen het tenminste.

Vanavond mogen we vis komen eten onder de overkapping in het ‘restaurant’. Reuzebenieuwd!

Parijs aan de Donau, 2000km en ná de regen..

16-19 mei 2023: De fietsdag naar Budapest begint relatief goed. We hebben gerekend op een volle, vette regendag. Alles minder dan dat is een meevaller. En zowaar, het blijft bij aanvang bescheiden spetteren. Meevaller.

We verlaten Stúrovo en gaan de Donau weer over naar Esztergom in Hongarije.

Het grenshokje staat er nog. Wat een zegen is dat toch, dat die grenzen er niet meer zijn in de EU!

De Sultan’s Trail (die wij volgen) vervolgt z’n weg na Esztergom via Pilisszentelék, een flinke hobbel van eerst 8% en het laatste stuk 12%. Met de regen, de afwezigheid van uitzicht boven en de beloning van de afdaling die met een kletsnatte weg weinig voorstelt, zetten we een route uit óm de berg (Budai Tájvédelmi Körzet) ipv eróver. Dat blijkt een goed besluit.

We komen door kleine dorpjes met piepkleine straatjes. Honden, soms hele grote zoals de Anatolische berghond (de kangal), blaffen vervaarlijk. Maar ze staan allemaal veilig achter een hek. Tot nu toe worden we niet belaagd door jagende, loslopende honden. We verwachten dat dat in Kroatië, Servië en Bulgarije wel anders zal zijn. Maar we zijn voorbereid!

Flutdorpjes met zelfs nog onverharde straten

Hier en daar staan nog borden met oud-Hongaars (rovás, wordt het genoemd)

Let ook op de eenzame fietserin, links

Dat bescheiden spetteren waar de reis mee begon gaat over in onbescheiden regen. We zijn er inmiddels aan gewend en goed ingepakt. We komen door Visegrád. Visegrád? Dat komt bekend voor!

Visegrád is de plaats waar de alliantie van Hongarije, Tsjechië, Slowakije en Polen is opgericht. Mooie plaats aan de Donau
Let op de lage bewolking boven (in) de bergen aan de overkant van Visegrád

We naderen Budapest – de regen was inmiddels weer minder hard – en gokken het aantal inwoners (het blijken er 1,7 miljoen te zijn). Het is een uitgestrekte stad. We fietsen een behoorlijk stuk door voorsteden. Aan de andere kant van de Donau (Pest) begint het serieuzere stadswerk. De fietspaden zijn best goed aangegeven. Een hobbeltje hier en daar meer misschien dan we gewend zijn.

De volgende dag hebben we een dagkaart voor het OV gekocht. Metro, tram en bus, het kan allemaal. Een deel van het metrosysteem in Budapest is uitermate modern (niveautje Noord-Zuidlijn in Ams), een ander deel niet. We bestuderen de kaartautomaat, weten een dagkaart te selecteren en betalen – zoals we bijna alles betalen – met onze telefoon. Hatseflats! Die dagkaart is een goeie keuze want we gebruiken twee keer de tram en twee keer zijn we gecontroleerd.

De controleuse had een zwartrijder te pakken. Het slachtoffer gesticuleerde hevig bij de uitleg.

Bij de tweede controle in de tram stapt er een wat morsige man in. Eenmaal binnen komt de aap uitende mouw, of eigenlijk: de band uit de hand. Ze dragen een band om hun arm met iets van ‘controleur’ erop. Deze had ‘m dus in zijn hand gehouden tot ín de tram. Ja, we maken wat mee!

Het appartement blijkt in een, van buiten, onaantrekkelijk blok te staan. Verrassend is dan dat het binnen prima toeven is: ruim, comfortabel en van gemakken voorzien (zelfs een wasmachine waar Nan een huppeltje van blijdschap om maakt).

Budapest wordt ook wel Parijs aan de Donau genoemd. Begrijpelijk. De stad heeft dezelfde uitstraling met brede boulevards, statige huizenblokken met rijkelijk versierde façades, Franse balkonnetjes, veel bomen in de straten en sierlijke elementen als smeedijzeren straatlantaarns en mooie bankjes. De panden zijn soms zwaar verouderd, maar er wordt veel gerenoveerd.

Aan de Boedakant – zou er sprake zijn van concurrentie met de Pestkant? – beklimmen we de Citadel die voor renovatie blijkt te zijn afgesloten. Maar het uitzicht op het parlement vanaf de berg is er niet minder om.

De bewolking ziet er vreselijk dreigend uit, maar verdwijnt volledig in de loop van de dag
Het parlementsgebouw van Hongarije aan de Donau

Het paleis op de Boedaburcht wordt ook gerenoveerd. Het paleis is enórm.

Met uitzicht op de kabelbrug, die overigens óók wordt gerenoveerd, laten we ons op de foto zetten vanaf het paleis op de burcht

Budapest uit gaat best goed. Het miezert. We fietsen aan de westzijde van de Donau. Veel industrie aan de randen van Budapest.

Rond 11.00 zoeken we wat te snaaien. Iets koekerigs, liefst met koffie erbij. In een niet te onthouden voorstad van Boedapest (voor wie het toch wil proberen: Nagytetény) vinden we een tentje. Naast koekerige dingen frituren ze er flink op los: kippenvleugeltjes, schitzeltjes, kip-nuggets, allemaal mooi uitgestald in hun vet in een glazen vitrine. Het ziet er aantrekkelijk uit en ik – Nan niet – ga overstag en bestel er een ‘ding’ bij, een gefrituurd gedrocht. Het blijkt lever te zijn.. Niet m’n voorkeur maar gelukkig wordt de smaak bepaald door de gefrituurde krokante laag – whatever it is.

Links lekker, rechts niet

We fietsen langs een enórme raffinaderij. Om de Russische olie te verwerken natuurlijk.

Het gaat links en rechts nog door met installaties. Onbevattelijk groot

De lunch – het eten en drinken (zeker als het miezert) wordt erg belangrijk – vinden we in de buurt van de raffinaderij in een ‘pannenkoekhuis’, maar dan zonder pannenkoeken. Een soort jagershut, met rood-wit geblokte kleedjes op tafel. De jonge Hongaarse man die ons verwelkomt spreekt uitstekend Engels. Dat hebben we nog niet eerder meegemaakt, zo ‘in het wild’, een Hongaar waar we mee kunnen babbelen. Hij vindt het leuk, was net in Amsterdam geweest (gaf eerlijk toe dat ie in Ams was om te party’en) en vertelde wat over z’n studie, het lage loon straks, de onmogelijkheid om een huis te kopen, het gebrek aan perspectief. Het buitenland lonkte. Zo gaan die dingen dus.

In het pannenkoekenrestaurant zonder pannenkoeken maar met een vriendelijke, spraakzame ober

Weer een memorabel moment, we hebben de 2000km-grens gehaald! We ‘vieren’ het met een broodje pindakaas en een slok water – ja, leer ons een feestje vieren.

In Érd is een plein vernoemd naar Ernö Rubik.

De enorme Rubik’s Cube op het plein wordt door zonnepanelen gevoed (een waarschijnlijk wat magere voeding de afgelopen tijd) en licht ‘s avonds op. We hebben er niet op gewacht

We boeken een onderkomen in Sukoró. Waar we al eerder de mist mee zijn ingegaan, doen we dat nu weer: het blijkt op hoogte te zijn. De laatste paar km’s ploeteren we omhoog.

De volgende dag is het stra-lend weer! Zoals beloofd. En we zijn er blij mee. Het geeft alles een heel ander aanzien. Mensen tonen zich weer, maaien het gras, wandelen op straat, komen uit hun holen. Het is zelfs warm (ja, warm). Op straat stellen mensen ons vragen, als ze ons zien. Meestal iets waar we het woord ‘Balaton’ uit kunnen destilleren, een aanknopingspunt om ‘Istanbul’ te zeggen. Een oudere dame slaakte ‘Jesu Maria’ en sloeg een kruisje.

We bezoeken Székesfehérvár, volgens ons reisboek een must see-stad. Het is de oudste stad van Hongarije. In Hongarije is de rode draad: overheersing door de Habsburgers of door de Turken; het ligt op een scheidslijn. Beide periodes komen naar voren (en barokke gebouwen, en restanten van Turkse hamams en moskeeën).

Het landschap is hier vlak, hooguit licht glooiend. Het betere weer maakt dat we de omgeving veel meer waarderen.

Het Hongaarse platteland

Op weg naar onze ‘kemping’ (zoals de Hongaren het noemen – de leenwoorden zijn makkelijk te herkennen) komen we door klein dorpjes. Het ene is niet van het andere te onderscheiden. We slaan in een Supertje nog wat boodschappen in. Er is geen 4G in het dorpje, de kruidenier spreekt alleen Hongaars, en voor het eerst moeten we echt aan de slag. In het winkeltje wordt de duvel en z’n ouwe moet verkocht: etenswaren, maar ook plantenzaden, remblokjes en konijnenvoer. Om te voorkomen dat we vissenvoer eten vanavond vragen we om opheldering. De bijzonder aardige kruidenier belt uiteindelijk zijn dochter die voor een Amerikaans bedrijf werkt. We hadden het zonder ook gered hoor! Maar we eten geen vissenvoer vanavond. Hoewel, we staan op een ‘kemping’ die vlakbij een sportvisvijver ligt, het zou wel handig zijn geweest.

We staan naast het campinggebouw, er zijn slechts een paar mensen, we kunnen heerlijk gebruik maken van de keuken in het gebouw en hebben banken en tafels tot onze beschikking. Luxe kamperen

Nog 150km tot de Kroatische grens. De weerapps geven allemaal mooi weer aan. Wat een feest!

Slowaakse wolven en Budapestweer

12-15 mei 2023: Het is een slechte periode, er valt veel regen. Een dag hangen in het hotel in Mosonmagyaróvár biedt soelaas alhoewel het tegelijkertijd kriebelt om weer door te trekken. Zo’n hele dag in een matige hotelkamer is dan ook wel weer meer dan genoeg. Gelukkig plenst het inderdaad de hele dag stellen we tevreden vast. Zitten we niet voor niets binnen.

We hebben een bescheiden voedselvoorraad: brood, smeerkaas bij wijze van boter, pindakaas, thee en koffie. En natuurlijk de yoghurtjes en een zakkie chips zo nu en dan. We zijn enorme afvalmakers op deze reis, stellen we vast. Omdat we steeds kleine hoeveelheden kopen in supermarkten, kopen we relatief veel verpakkingsmateriaal: plastic van de maaltijdsalades, youghurtbekertjes, kleine blikjes, enz. We vullen bijna een pedaalemmer per dag met afval, maar ja, we kunnen geen 5 kilo aardappelen in een zakje kopen zoals thuis.

Györ met leuke steegjes en straatjes

We fietsen na de hangdag naar Györ, zo’n 50km verderop. Györ is een plaats die, volgens ons boekje, niet overgeslagen mag worden. Naar verluidt een van de mooist opgeknapte klassieke steden van Hongarije. Het heeft een heel sfeervol, mooi centrum. Er zit hier veel geld dankzij de Audifabriek hier in de buurt. In Györ lopen we, na het mooie oude centrum bekeken te hebben, naar een winkelcentrum net iets buiten het stadscentrum om een nieuwe dompelaar te kopen.

De oude is naar z’n gallemiezen gegaan en we gebruiken hem allebei elke dag. We zien dat er in het winkelcentrum een Mediamarkt zit. Wat dan zo opvalt is dat zo’n winkelcentrum (of moet ik zeggen: mall) op geen enkele manier afwijkt van de ons bekende westerse winkelcentra.

Alsof je in een willekeurige Nederlands winkelcentrum loopt

Dezelfde winkels, poke bowl shops, kekke barista’s met baarden, knotjes met daarnaast mooie zitjes voor de koffiedrinkers, nagelstudio’s, dames die promotieartikelen uitdelen en ga zo maar door. Geen greintje Hongaarse originaliteit. Allemaal eenheidsworst (of zeggen de Hongaren dat nou ook van onze winkelcentra?).

De Hongaarse taal is verbijsterend anders. We blíjven ons verbazen. Afgezien van leenwoorden valt er niets van te bakken, maar dan ook niets. Het heeft een relatie met Fins: net zo onbegrijpelijk. We kunnen alles lezen (fonetisch) maar het zijn lange, complexe woorden met veel accenten en lettergrepen. We leren de handigste: Köszönöm (dankjewel), Jó napód (goedendag, hoeven we geen goeiemorgen, -middag, enz. te onthouden), Viszlát (tot ziens). Er wordt ook zeer weinig in een andere taal getoond. We moesten in de supermarkt iemand vragen om het stickertje uit de weegschaal te krijgen (ondanks Google Translate):

Het lijkt niet zo moeilijk maar viel bar tegen..

We zijn nu meer dan vier weken onderweg, zitten tegen de 2000 km aan en hebben het nog erg naar ons zin. Okay, het weer kan echt beter, maar het leventje dat we leiden is prettig simpel: alleen bezig zijn met de basale dingen (onderkomen, eten en drinken, wasjes) in een continu veranderende en boeiende omgeving. We lezen veel ‘s avonds, staan redelijk vroeg op en vertrekken weer. Het natte weer deze periode maakt dat we iets meer moeten plannen. We hebben namelijk geen zin om in de regen te kamperen, daar zijn we te oud voor. Dus moeten we steeds een nieuw dak boven ons hoofd vinden wat ons steeds goed lukt. Dat is dan weer het voordeel van het vroege voorjaar: het is niet druk.

Dit gedeelte van Hongarije is plat en niet bijster spectaculair.

Dat ziet er dan zo uit, zo over het algemeen in Noord-Hongarije

Als we Györ verlaten houden we rekening met een hele dag regen. En dat blijkt dan ook weer helemaal te kloppen. Geen pedaalslag zonder druppels. We waren voorbereid, scheelt een slok op een borrel. Verderop loopt de route door een bos. Het fietspad is less than perfect, om niet te zeggen: beroerd. Omdat het al dagen regent hier, is het bospad een modderige bende geworden. Het water loopt niet meer weg.

We eindigen weer in Slowakije, net boven de Donau, in een gelegenheid die de ‘Meat Heads Pub’ heet. Klinkt goed 🙂

Een stel met hun volwassen zoon (denken we) en een Hongaars familiediner in de Meat Heads Pub, ‘s avonds

‘s Morgens horen we het bijzondere en heldere zingen van een nachtegaal. Dat hoor je toch niet zo veel in Nederland?

Als we Komárno langs de Donau verlaten zien we herten en veel hazen door de velden rennen. Een stuk verderop steken twee grote zoogdieren het fietspad over en draven achter elkaar door het veld. Het zijn geen honden, ook geen vossen of herten. Wij komen tot de conclusie dat het wolven moeten zijn. Nee, geen foto. Daar was het te ver en te snel voor. En ja, moeilijk verhaal maar we zijn ervan overtuigd.

We fietsen weer door Slowakije langs de Donau maar merken dat er nèt over de grens vooral Hongaars wordt gesproken. Bij een restaurant drinken we koffie. De dames achter de toonbank zijn Tsjechisch, Slowaaks en Hongaars, zeggen ze. Ze spreken Hongaars onder elkaar, elkaar lachend gadeslaand.

Het is een heerlijke dag. Droog (we zijn snel tevreden), licht briesje in de rug. Waterig zonnetje zo nu en dan.

Matig onderhouden brug

De dag eindigt in Esztergom. Een prachtig plaatsje nèt over de grens met een gi-gan-tische basiliek, een leuk centraal plein en mooie straatjes.

Morgen richting Budapest. Mogelijk weer pokkeweer, de berichtgeving varieert van dag tot dag. Budapestweer zullen we maar zeggen..