Categorie archief: Belgie 2018

Ritje in najaar langs de taalgrens in Belgie

Dag 7 – naar Maastricht en weer naar huis

Hier wordt iets onverstaanbaars onderling gesproken als ik even niet oplet. Het klinkt mij als Limburgs in de oren. Wat Duitse klanken erdoorheen. Verstaan doe ik het in ieder geval niet. Ik ben daarentegen voor hen natuurlijk prima verstaanbaar.. Maar ik zíe ze zich concentreren als ik iets zeg..

Op miraculeuze wijze heb ik steeds WiFi in Tongeren? Ik heb al eens – ik weet niet meer waar – TeleNet ingesteld, maar kennelijk is dat universeel: veel plaatsen in België gebruiken dezelfde code. Dat werkt als een tierelier!

Zo langzaam verandert de taal van de regio in Limburgs:
De klim Tongeren uit wordt ontmoedigd met een bordje 7% aan het begin van de klim. Niet zo gek steil, maar het bordje helpt niet voor de gemoedsrust. Hoe heuvelachtig het hier is, is te zien in de verte als ik een snelweg oversteek:
Ik verbaas me als het net voor de Maas weer Franstalig wordt. Net voor ik de rivier bereik, moet ik eerst een soort van vlakte over die hoger ligt (om het nou hoogvlakte te noemen..), om daarna richting Maas naar beneden te sjezen. Ter hoogte van Eijsden, maar dan aan de Waalse kant, steek ik wat een zijtak van de Maas lijkt (het blijkt het Albertkanaal te zijn) over via een hangbrug en kom op een soort eiland dat, licht ongelukkig, Ternaaien heet. Vanaf Ternaaien probeer ik, tegen beter weten in, het pontje te nemen. Pontjes in november zijn een onzekere factor. Een man die zijn hond uitlaat kijkt me aan met een pontje-gaat-natuurlijk-niet-sukkel-blik.
Stukje verder naar het zuiden dan maar. Ik steek bij Wezet (Visé) de sluis over die best een verfje kan gebruiken:
De overkant is weer Vlaanderen. Ingewikkeld gebied. Langs de Maas rijd ik omhoog naar Eijsden, de wind recht op mijn rug. 
Als ik in Maastricht in de lift stap met m’n fiets (en rode fietstassen), merkt een medereiziger op: ‘Nat weer om de post rond te brengen, hè?’ &@€!#
Het is 12:30 en mooi geweest. De aangekondigde regen is inmiddels aan het vallen. De ‘officiële’ route bevat nog een stukje Voerstreek, maar met dit weer laat ik dat op mijn bucket list staan.
In de trein vind ik vlakbij het fietscompartiment een stoel (geen klapstoel) met uitzicht op mijn fiets. Het bakje bami dat ik van gisterenavond over had slobber ik op. De kip met zwarte bonensaus is wèl op.. De NS en/of ProRail (we zullen het nooit weten) doen werkzaamheden op het traject Boxtel – Den Bosch waar bussen worden ingezet. Mijn fiets kan natuurlijk niet mee. Niet dat ik klaag hoor..
De fiets heeft het geweldig gedaan! Het is mijn eerste reis met deze nieuwe fiets. De riem ipv ketting vind ik een uitkomst. Ook de Rohloff-naaf is fijn. De hydraulische remmen geven een zeker gevoel. Het frame is stijf en geeft geen krimp als je hard naar beneden fietst.
Het was een mooie trip. Dit deel van België is prachtig. De herfstkleuren waren de dagen dat het mooi weer was overweldigend. Had ook nog wat mistroostige Vlaamse dorpen of steden verwacht, maar het viel allemaal erg mee. De Belgen schijnen het concept bouwvergunning minder serieus op te vatten dan in NL, met dit soort bouwsels als gevolg:

Maar ben het niet vaak tegengekomen.

Het is een rare gewaarwording, zo’n taalgrens door het land. Het houdt de Belgen al flink wat jaren bezig. Ene Flor Grammens heeft serieus werk gemaakt van het officieel maken van Vlaams als taal toen het nog comme Il faut was om Frans te spreken. De rollen zijn nu omgedraaid: het arme Wallonië wordt belaagd door Vlaams sprekenden, daar waar dit vroeger ongekend was. Het blijft natuurlijk een drama, zo twee van die talen in een land.

Dag 6 – Tongeren

Ik was vroeg gaan slapen, en ook vroeg weer op: 5 uur.. Lekker rustig ontbeten, koffie gemaakt, nog een keer koffie gemaakt, broodje pindakaas gesmeerd. Het brood begint nu toch echt wel oud te worden, wat ook wel mag: heb het zondag gekocht in Kortrijk. Het is een beetje van dat Duitse brood geworden: droog en hard (eigenlijk net zoals de Duitsers..).
Vroeg op pad en al vrij snel kom ik door Hoegaarden. Dat kan je niet ontgaan, als je erdoorheen fietst.
Na Hoegaarden begint, blijkt, het appelgebied. Grote velden met appelboomgaarden. Er liggen behoorlijk wat appels te rotten op de grond, maar ik vind er twee die nog eetbaar zijn. Even opgepoetst. Lekkere appels!
Eigenlijk valt me wel op dat ‘ze’ hier zo op straat of onderweg niet heel groeterig zijn. Het kleine knikje kan er nèt af. Ik had dat anders ingeschat. Misschien zijn ze op hun taalhoede.. Maar ik fiets hier ruim boven de taalgrens, zo’n 15 a 20 km.
Verderop zie ik een soort van monument midden tussen de boomgaarden opdoemen. Wat ís dit? Een man vraagt me de tijd, wat ik, naast hem van een antwoord te voorzien, aan kan grijpen om een wedervraag te stellen, en vraag hem wat dit (in godesnaam, maar dat zeg ik er niet bij) is. Het blijkt een panoramabassin te zijn. Een wat? Ja, een panoramabassin. Je staat op een waterbassin dat je uitzicht geeft. Volgens de man was het water in de omgeving vroeger vies en bruin. Er zijn nieuwe putten geslagen. Het water wordt hier gebufferd. Het geheel ziet er wat surrealistisch uit.

(Meer kon ik er niet van maken, fototechnisch)

Klik! Ik heb trek. Dan trek ik mijn iPhone en zoek op Google maps wat er zoal in de omgeving is. Niets! Dan fiets ik maar door (blijven staan heeft ook niet zoveel zin). Ik kom over een doorgaande weg met allemaal bouwmarkten, verhuurbedrijven van machines en gereedschap, en meer zakelijk genot. Niet alleen zakelijk genot: tussen de bouwmarkten en de kraanverhuurders staan bordelen met opzichtige raamprostitutie. Het blijkt de Chaussée d’Amour te zijn. Schimmige panden met schreeuwerige neonletters en winkelruiten waarachter rood of paars licht brandt, velours gordijn erachter en pal in het midden een eenzame barkruk. De meeste barkrukken zijn leeg. Af en toe is er eentje bezet door een dame, en soms zwaait er een me vriendelijk toe; eindelijk leuk contact met de Vlamingen!
Er komt maar geen restaurant in zicht en ik besluit bij een tankstation waar een groot menubord buitenhangt wat te eten. Heel culinair is het niet. Er zijn geen stoelen  en vraag of ik mijn zelf meegebrachte stoeltje neer mag zetten. ‘Amai! Dan zijn de tafel veel te hoog hè?’ is het antwoord. Het zijn namelijk statafels. Ik ga zo’n beetje ónder een statafel zitten, af en toe opschuivend voor een binnensmonds vloekende trucker die bij de koffie wil (ja, ik wist ook niet waar ik anders kon zitten). Maar ik peuzel mijn snack lekker zittend op! Vloekende trucker of niet.
Onderweg nog af en toe grappige taalfenomenen:
Het wordt koud na de lunch. Misschien omdat ik stil heb gezeten. Ik doe weer mijn muts op en handschoenen aan. Het wordt ook donkerder. De heuveltjes beginnen me zwaarder te vallen, ik moet flink trappen. Het licht in deze tijd van het jaar is erg mooi!
En daar doemt Tongeren op, dwz de Onze-lieve-vrouwenbasiliek die vanaf de heuvels uit de verte is te zien. Op het plein (zal wel Grote Markt heten) ga ik op een terrasje ‘s rustig een hotelletje Bookingen. Het zonnetje breekt door. Een ‘vals zonnetje’ heet dat.
De prijzen van de hotelkamers zijn hier niet zo godsgruwelijk hoog. Ik heb geen zin in Vrienden op de fiets, wil niet ‘opzitten’. Ik vind een prima hotelletje aan de Veemarkt hier. Gewoon, een lekker betaalbaar 3-sterrenhotel zoals het hoort. In de buurt cafeetjes en terrasjes. Ik zag ook een Chinees!
Morgen regen voorspeld. Laatste etappe naar Maastricht.

Dag 5 – naar Bierbeek

Het is kraakhelder weer! Nog zo’n 7 graden dus doe muts op en handschoenen aan. Het is hier mooi, heel mooi. Heuvelachtig dus klimmen, maar nooit meer dan 120m hoog. Wel steil, maar omdat ik weet dat het niet lang zal duren, is dat niet zo erg.
Het veld met paarse en gele bloemen waar ik langs fiets geurt sterk. Prachtig veld!
Net voor Bleich kom ik in een Amerikaans aandoende ‘mall’ met een traiteur die koffietafeltjes heeft. Wijs geworden bestel ik een café-au-lait, maar krijg gewoon bakkie met twee melkcupjes. Barbaren! Het is hier Franstalig, zo net voor Bleich. Ik koop nog een zak van die te dure, aanstellerige traiteurchips (‘kettle-cooked premium potatoe chips’) voor de vitamientjes.
Mijn fiets is inmiddels goed ingereden en mijn riem begint – dat hoort zo, heb ik al met al begrepen – een soort van te kraken / piepen. Dat is normaal; niets om me zorgen over te maken. De oplossing is een beetje siliconenspray, maar laat ik dat nou net niet bij me hebben.
De bossen waar ik (krakend) doorheen fiets zijn geweldig kleurrijk. Het geel en oranje contrasteert sterk met de helblauwe lucht. De combi is erg mooi.
In Hoeilaart word ik verrast door de ‘laadbanken’ waarvan de bovenkant (het gedeelte waar je op zit) uit zonnecellen bestaat en aan de zijkanten USB-poorten zitten voor je smartphone. Bovenop nog twee plekken voor ‘wireless chargers’ maar zo modern ben ik niet.. Ze kúnnen het wel: innovatief zijn, die Belgen!
Ik besluit, ter ere van de laadbanken, mijn stoeltje maar uit te vouwen en daar te gaan lunchen, waar ik dan meteen mijn batterypack wat vol met verse elektronen kan proppen.
Het is op steenworp afstand van een restaurantje, maar mijn broodje moet ook op en het terras zit vol. De zon brandt in mijn gezicht. Ik doe mijn ogen maar niet dicht anders zit ik straks met open mond te snurken op straat.
Het Zoniënwoud onder Brussel is echt een oud bos. Met recht een woud. Het houdt maar niet op met die spectaculaire kleuren. Ook spectaculair vind ik een verkeersbord dat is doorboord met kogelgaten. Iets relaxtere wapenwet hier.
In Tervuren rijd ik door het indrukwekkende Tervurense Park. Groots en ruim. En met de herfstkleuren geeft het een ‘New England effect’.
Net het park uit krijg ik een lekke achterband! Ik heb (vanzelfsprekend) een reservebinnenband mee zodat ik vanavond rustig op mijn kamertje (wherever that may be) kan plakken, maar dan moet dat achterwiel er wel uit en het is er een met een Rohloffnaaf en riem! Maar even filmpje van Roel Peerenboom opgesnord op YouTube (‘Vind je dit filmpje leuk, like het dan en abonneer je op ons kanaal!’). Dat lijkt niet moeilijk als ik het filmpje bekijk. Dat is het gelukkig ook niet. En je krijgt er niet van die vreselijk gore jatten van. Dat is wel heel fijn. Het kost toch aardig wat tijd, maar het lukt. Fiets echt ingewijd nu. Het was trouwens een klein kutdoorntje dat door de buitenband stak. Dat die Almotionbanden dat niet kunnen weren, zo’n pietluttig doorntje..
Ik rijd Leuven door een hele wijk van studentenflats binnen voordat ik het oude centrum in rijd.
Net als in Amsterdam, raast het hier van de internationale studenten. Ik ga op een terrasje zitten en Google ‘s wat. Schrikbarend duur weer, die hotelkamers!
Waarbij er nog bij die van 78 nog 12 euro bijkomt, zit je ook op de 90. Die van 24 is een dorm, daar ben ik te oud voor sinds gisteren..
Buiten Leuven vind ik via Booking in een raar kantoorpand in Bierbeek een redelijk apt. Ik bel het nummer bij aankomst. Een Chinese Belgische die normaal Frans praat neemt op en probeert (denk ik) Nederlands te spreken. Zucht. Ik denk dat het gelukt is als ze haar hoofd om de hoek steekt. Het is een gek pand met kantoortjes. Eén kantoortje is niet verhuurd, dus hebben ze er een keukenblokje, douche en bed in gejast. Laat die Chinezen maar zaken doen. Ze brabbelt onverstaanbaar door, maar de gebaren naar de ruimte en lichtknopjes zijn self-explanatory. Ik mag mijn fiets in de meeting room zetten. Een diep gesprek zal ik met haar niet voeren.. Het is trouwens een prachtige lichte ruimte! De douche is weer een ander verhaal. Een soort Dr Who-cabine met een razend ingewikkeld touchpanel. Ik krijg er geen warm water uit, Google nog wat (het is een Duke), maar tevergeefs. Ten einde raad heb ik maar gebeld. Een man voelt het water en constateert: het is koud. Hij constateert ook dat hij er nu niks aan kan doen.. Tja.
Er is hier bitter weinig te doen. Ik ga maar ‘s een handwasje doen en mijn band plakken. Er is weliswaar een sushibar redelijk in de buurt, maar ik heb geen zin meer om eruit te gaan, temeer er een pak noodles ligt! De kruiden ruiken mysterieus. En dat smaken ze ook. Heb er goed opgelet niet de drooghoudkorrels erbij te doen..
Early night en morgen via Hoegaarden naar Tongeren.

Dag 4 – naar Halle

Een gedenkwaardige dag: de democraten winnen het huis van afgevaardigden in de USA en mijn verjaardag beleef ik op de fiets in België.

Het ontbijt wordt geserveerd in de bar met een groot raam met prachtig uitzicht op het park. Het zonnetje breekt door. Leuk ontbijten zo. De hotelier (denk ik) zet m’n ontbijtje klaar. Ik ben de enige gast. Zijn vrouw komt na verloop van tijd in haar duster binnen hobbelen en gaat aan het einde van de bar op een hoekje haar ontbijt nuttigen. Ik vraag de hotelier of hier alleen Nederlands wordt gesproken (ik ben in Vlaams gebied). Hij zegt min of meer neutraal dat er steeds meer Frans wordt gesproken. Had gehoopt op iets meer taalagressie, maar dat zat er niet in.

Later schoof een andere man in dezelfde leeftijdscategorie aan bij de vrouw in duster. Ik in opperste vertwijfeling. De aangeschoven man vraagt of ik de fietser ben – in de grote eetzaal stond mijn fiets – en vertelt dat hier in de buurt de Ronde van Vlaanderen wordt gefietst en hoe dat er aan toe gaat met duwen en trekken. Hij haalt vervolgens een lokale kaart tevoorschijn die hij aan me geeft. Wat ik ermee moet weet ik niet, maar ik bedank hartelijk.

Ze noemen het hier de Vlaamse Ardennen. Niet zonder reden: zo nu en dan een pittig klimmetje. In mijn boekje wordt over deze etappe gesproken van ‘..een fietsdag om door een ringetje te halen’. Dat is ook zo: het is hier echt prachtig!

Ik bezoek een begraafplaats omdat ik water nodig heb. De graven laten uitsluitend Franse namen zien op de stenen.

In Vloesberg (Flobecq) denk ik wel een koffietentje te vinden. Nee dus.. Of: ik vind ze wel, maar ze zijn allemaal nog dicht om half elf. Luie flikkers!

Ik haal mijn bedoeninkje dan maar uit mijn tas, installeer me op een beschut plekje volledig met stoeltje, brandertje, percolator, enz. Zet mijn kopje koffie (flesje koffie, want ik heb nog geen mok) en wordt meewarig aangekeken door rondlopende dorpelingen die ik zíe denken: wat dóet die vent? Nog voor ik de eerste slok neem valt de eerste druppel.. 20m verderop is een afdakje waar ik heen schuif. Het wordt de rest van de dag niet meer droog. Flobecq blijkt hoofdzakelijk Franstalig te zijn.

Na mijn koffie (en broodje pindakaas) trek ik alles wat ik mee heb aan: regenbroek, overschoenen, regenjas, handschoenen, petje met capuchon erover heen. Mij kan niks gebeuren. Dat voelt ook zo: een soort van gewapend. Prettig. Dat mijn regenjas (eigenlijk N’s jas) knal- fluorescerend geel is maakt me niet uit maar zorgt wel voor verwarring in Lessen, de volgende plaats, waar ik even ga zitten bij een geparkeerde auto.  Men blijkt mij aan te zien voor parkeerwachter. Een dame begint zich tegen me te verexcuseren en wappert met haar blauwe parkeerschijf, als de dood dat ik haar een boete zou geven!

De regen wordt niet minder maar ik fiets heerlijk rond door dit prachtige gebied. Als een soort schakelaar in je lichaam voel je dat er wat gegeten moet worden; het regende inmiddels serieus. Troost is dat de voorspelling in België net zo slecht is als in NL: mijn weer-app had ‘beloofd’ dat het droog zou worden.. Niet dus.

In Moerbeke zoek ik iets anders te eten dan brood met pindakaas. Ik vind niks anders dan een frietkot. Ik bestel een salade met mini-frites (echt waar) en krijg dit:

Ik vermoed dat het compensatie is voor de saladebak die maar half met salade is gevuld en de andere helft met ui..

De regen neemt niet af. Mijn weerapp verandert de voorspelling zo’n beetje met dezelfde frequentie als waarmee ik ‘m raadpleeg. Laat maar.

Ik ben zo blij met mijn riem ipv ketting. In dit natte weer gaat je ketting kraken van het zand dat tussen de schakels komt. Niet dat dat heel erg is, maar het kraken klinkt vervelend en na verloop van tijd moet je je ketting schoonmaken. Niets daarvan met een riempje! De Rohloff-naaf heeft zich ook bewezen. Elke onvermoede, acute klim is snel geslecht. Op- en afschakelen door van je af, respectievelijk naar je toe te draaien went steeds meer, alhoewel ik het nog steeds onlogisch vind.

Ik fiets langs geheimzinnige grote bollen in het landschap. Uit betrouwbare bron verneem ik dat het om NAVO-communicatiestation gaat. Waarom ze die in Pajottenland zetten zal ik ws in mijn leven niet te weten komen, tenzij mijn betrouwbare bron hier een antwoord op heeft natuurlijk.

Einde middag beland ik in Halle. In een café bestel ik cappuccino (ik moet natuurlijk café au lait bestellen, want cappuccino – net als in Frankrijk – betekent hier: koffie met een bakje slagroom). Maar ‘s pielen op mijn iPhone. Hotels: onbetaalbaar! AirBnB: niet beschikbaar. Dan maar Vrienden op de Fiets. En ja! In Ruisbroek is André bereid me op te vangen, blijkt na bellen. Stukje fietsen richting Brussel. Ik heb de wind in de rug, dat scheelt een slok op een borrel. Ik fiets langs het kanaal waar een schuit ligt met een ‘deukje’ (volgens mij moet je daarvoor heel erg je best doen):

De gastheer in Ruisbroek heet me welkom in de luxe bungalow. Hij brengt me naar mijn kamer met privé-douche en toilet. Zo’n douche met én een regendouche (heet dat geloof ik), handdouche, én spuitgaten uit de muur. Toe maar. Wanneer ik ga douchen heb ik mijn werktuigbouwkundige kennis (mwoah) nodig om gewoon warm water op m’n kop te krijgen.

André, een arts blijkt, is uiterst gastvrij en drukt me op het hart dat ik met hen mag meeëten, in de ‘living’ mag komen, maar ook op mijn kamer mag blijven. Wat ik maar wil! Tja, wat doe je dan? Na m’n douche ga ik maar een biertje met hem drinken. We kwetteren wat wederwaardigheden. Zijn vrouw komt er ook bij na verloop van tijd en kwettert ook wat beleefdheden mee. Bon! Tijd om er vantussen te gaan. Ik kom op aanraden in Il Sorrento waar ik mezelf (het ís tenslotte mijn verjaardag) te buiten ga aan een pizza 4 stagione en een karafje rode wijn. Ik neem de tijd en maan de serveerster rustig aan te doen. De avond is nog jong. 

Morgen naar Bierbeek!

Dag 3 – Van Wervik naar Ronse

Mijn ontbijt werd geserveerd in de open keuken. Ik denk dat het gewoon zijn privé-keuken / huiskamer was. De man des huizes (volgens mij was er geen vrouw, wel een grote onvriendelijk uitziende Japanse hond, een Akita zei de man) bracht me het kannetje koffie, vroeg plichtmatig of ik goed had geslapen, en ging weer naar zijn hond die gelukkig achter de schuifdeuren stond te ijsberen.

Ik ging vroeg op pad en zat 8:30 op mijn fiets op weg naar Ronse. Het was prachtig weer, aanmerkelijk warmer dan gisteren. Al snel kon mijn jasje uit.

Ik sta even stil bij weer een monument in Risquons-Tout, een buitenwijk van Mouscron (Moeskron). Wat ís hier veel gevochten, ditmaal tijdens de 2e WO.

In Moeskron kom ik langs een opticien, waar ik even binnenwip want er is weer ‘s een poot van mijn bril gevallen. Ik ben in België – je wipt in deze regio zo vaak even over grens over dat je soms niet weet in welk land je fietst – en de dame (opticienne?) zou Nederlands moeten spreken. Dat deed ze ook, maar mijn Frans was beter.. Ik vraag nog of ik in Frankrijk ben, maar nee, nee, zegt ze verschrikt en wat gegeneerd. 

De ontiegelijke investering van 20 euro in een +2.00 leesbril zal zich terugbetalen want bij het afrekenen had ik niet gezien dat ik het verkeerde pasje in de automaat stopte die niet meldde dat de pincode fout was, tot ie geblokkeerd was.. Gelukkig had ik er nog een. Waarom zegt dat ding niet gewoon: pincode fout! Heb ik weer wat te doen, thuis.

Het weer werd nog beter en de omgeving hier is prachtig! Tevreden toer ik rond.

Veel mooie oude Vlaamse boerderijen en panden. Het landschap glooit licht. Met dit weer – 20 graden in november – is het prachtig licht. Veel koolzaadvelden, suikerbieten en kool. Klinkt niet erg exotisch, maar is wel mooi.

Rond lunchtijd was ik al 40km verderop in Avelgem. Het buurtcafé zag er aantrekkelijk genoeg uit. Het was nog vroeg, maar ik had trek. De goegemeente vond dat 12u niet vroeg was, en zat al aan het bier. Een soepje (met klontjes uit het zakje) voor mij en een tosti hielpen me aan de calorieën.

Ik wist niet hoeveel verder ik nog zou rijden. Ronse is de ‘officiële’ stopplaats, zo’n 20 km verder, maar het is nog vroeg. We zien wel..

Net buiten Avelgem zie ik op mijn appje wat schaduwtjes wat meestal duidt op reliëf, dus klimmen. Ik schuif het cursortje van de app naar de donkere vlek (had immers een nieuwe bril). Slechts 150 meter! Maar dan wel met pakweg 10%, bleek. Kon de 1e versnelling van mijn nieuwe Rohloffnaaf goed gebruiken. Ik draaide nog vergeefs verder: nee, dit was echt de eerste versnelling. Maar ik stap niet af en bereik blazend de top met mooi uitzicht (‘Ronse, stad met uitzicht’ zie ik later te pas en te onpas). De berg blijkt de Kluisberg te zijn, onderdeel van de ronde van Vlaanderen. De winnaars staan op de weg vereeuwigd, beginnend met Paul Deman in 1913, oplopend naar Philippe Gilbert in 2017. Tussen elke winnaar zit pakweg 10 meter. De enige die ik herken is Tom Boonen:

Het voordeel van een klim is natuurlijk de afdaling. Zonder bochten in een kaarsrechte streep suis ik Ronse binnen. Kijken of er een grote markt is, en jawel! Op het terrasje bestel ik een Schweppes (als ik om tonic vraag zegt men ‘wablief’?) en besluit: het is goed zo. Ik vind een té duur hotel via Booking.com, maar na de ontberingen de afgelopen twee overnachtingen heb ik dat wel verdiend. Vind ik.. Ik krijg een bevestiging zonder een overbodig woord: ‘geachte, bedankt voor uw reservatie mvg’.

Een oudere heer met dito gebit heet me welkom in het hotel dat vlakbij ligt. Gelukkig is er een geschikt plaatsje voor mijn fiets beschikbaar. Het hotel – Auberge St. Sébastien – ligt mooi, doet luxe aan van de buitenkant. Bij binnenkomst blijkt dat het inderdaad voor de buitenkant geldt. Desalniettemin, een prettig onderdak. De tv zat net onder het plafond, want daar zat immers ook een stopcontact, maar dat is een detail. De hotelier probeert de verwarming hoger te zetten. Zegt ten einde raad dat ie zijn vrouw maar zal vragen. De raadselen zijn de wereld nog niet uit..

‘s Avonds eerst een biertje gedronken in De Harmonie op de Grote Markt. Een immens Grand Café. Het plafond schat ik op 4m hoog. Tegen de wanden boekenkasten met glazen deuren, grote ventilatoren aan het plafond, stenen tafels, een houten toog met koperen ‘leuning’ en daarachter een spiegelwand waartegen tientallen flessen staan, en mozaïeken aan de muur. Statig! En voldoende bieren zie ik, als ik de kaart bekijk. Het  meisjesteam van de lokale hockeyvereniging – ik schat ze 16 jaar – gaan aan een tafeltje zitten en bestellen (jawel) een Belgisch biertje. Links van me zit een oudere heer aan een tafeltje die met een hand zijn hoofd ondersteunt en met zijn andere hand als een bezetene een berichtje (wie weet schrijft ie eenhandig een boek!) te schrijven. Je maakt wat mee in een Vlaams Grand Café..

Ik probeer een ordentelijk restaurantje te vinden, maar veel is dicht of ‘reservatie is benodigd’. Het wordt ‘scheervlees’ met patatjes en (ik moest even goed kijken) iets van salade. Morgen maar ‘s ècht eten zoeken.

Morgen naar de H van BHV! Er wordt wat regen voorspeld, ‘s middags. 

Dag 2 – Stukje terug naar het begin

Lekker geslapen. Het was doodstil in de Kapelstraat in Kortrijk. Het ontbijt – zelf meegenomen – bestond uit boterhammen met pindakaas. De beloofde koffie kreeg ik inderdaad van Barbara de gastvrouw.

Het eerste stuk voerde me langs de rivier de Leie. Het was fris, ik schat zo’n 5 graden, maar droog met een waterig zonnetje. Wind niet noemenswaardig. Er was geen kip nog langs de Leie; heerlijk rustig.

Bij Menen ging ik van de Leie af en reed ik door het stadje waar wat volk was. Dan vallen me morsige mannetjes op, van die mannetjes waar ik van vermoed dag ze een pakje blauwe Gauloises in hun kontzak hebben zitten. Middelbare mannen vaak, die maar wat op straat lopen. Alleen, met niets in hun handen, soms slechts een verfomfaaide plastic tas. Ik kom minder morsige mannetjes tegen in NL dan hier, of lijkt dat nou maar zo?  Het zijn ws geen zwervers, wat dóen die mannen? Maar misschien vragen ze zich wel iets  soortgelijk af als ze mij voorbij zien fietsen..

Ik kom door Zantvoord (d’s en t’s zijn niet de sterkste kant vd Vlamingen..) en sta even stil bij de Britse graven. Duizenden jonge jongens zijn hier afgeknald tijdens de 1e WO. In dit gebied, vlakbij Ieper, is hard gevochten. Veel plaatsen kennen een soortgelijke begraafplaats in deze regio. Vele graven geen naam..

Mijn water heb ik opgeslorpt.  Een kerk biedt bijna altijd uitkomst: bij de begraafplaats is meestal een kraantje voor de bloemen op de graven. En jawel, ook hier in Vlaanderen. Met het water zet ik verderop een kopje koffie als ik een beschut plekje vind – het was inmiddels wat gaan waaien – voor hondenschool ‘De Blaffers’. Ik vermoed dat er een prijsvraag is uitgeschreven destijds voor de beste naam met een bar slechte jury (of een goeie jury met hele slechte inschrijvingen..).

Voor De Blaffers zet ik mijn kopje koffie, met percolator en gasbrandertje. Slechts één ding ben ik tot nu toe vergeten: een koffiemok! Drinken uit de (aluminium) percolator is ook geen optie, die is loeiheet. Ik had nog een klein flesje water van Baraba gekregen dat ik opensnijd, bovenaan. Het oor denk ik er maar bij. Koffieslurpend kijk ik naar een koe die ligt, maar steeds heen en weer wiegt. Is de koe aan het bevallen? Ziek? Of probeert ze gewoon op te staan? Dat laatste bleek het geval. Gelukkig nog net de dierenambulance niet gebeld.

Ik fiets door eindeloze spruitjesvelden en kom aan in Nieuwkerke (niet te verwarren met Nieuwkerk…), het meest westelijke punt van deze reis.

In Nieuwkerke ligt een mooi dorpscafé waar ik lunch bestel. Een bak sla met kip. Lekkere sla! Daar komt een niet onaanzienlijke bak patat bij die zelfs ík niet tot de helft leeg krijg. En ik kan nog wel zo lekker eten.. Zal me verbazen als er Vlamingen zijn die het wel opkrijgen. Altijd wat triest vind ik het, zo’n dorpscafé. Alsof de tijd heeft stilgestaan, met altijd maar dezelfde stamgasten die steevast zaterdagavonden ladderzat het café verlaten. Met een bedienende meid die onlangs gedesillusioneerd teruggekomen is uit de grote stad na een mislukte carrière als zangeres. Denk ik dan… Ik reken af bij haar, en ze neemt afscheid met: ‘Saluutjes’, het Vlaamse equivalent van ‘groetjes’.

Verderop haal ik in de supermarkt wat lekkernijen: twee sinaasappelen en een zak chips. Ik hoor het bedienend personeel met hun klanten praten: on-be-grijpelijk. Het koeterwaals houdt écht het midden tussen NL’s en Frans, misschien niet onlogisch als je over de taalgrens fietst. Dacht altijd – dat staat ook in mijn boekje – dat de talen strikt gescheiden blijven. Niet dus.

Ik bereik Arnentière, net over de Franse grens. Vanuit Frankrijk rijd ik naar het begin van de route in Komen.

(Ik weet het niet hoor, met dat ‘Nouvelle France’ op deze foto..)

Dan kom ik in Comines (Komen), aan de Franse kant en rijd ik over de brug Vlaanderen binnen in het gelijknamige Belgische Komen. De rivier de Leie vormt hier de landsgrens. Langs de Leie, maar nu in oostwaartse richting rijd ik langs een eend met een enorm gezwel op z’n kop. Ik denk: ach gut wat zielig, maar het blijkt het ras te zijn. Er lopen meerdere van dit soort eenden met pruik rond.

Rond half vier bereik ik mijn B&B ‘Bij dn Ollander’, niet omdat ik zo graag bij een Hollander wil logeren, maar het was het enige redelijk betaalbare b&b’tje in Wervik. Een heer van rond de 70, schat ik, doet open en heet me welkom in onvervalst Rotterdams. De redelijke prijs wordt snel verklaard: een wat verouderd Vlaams pand met houten lambrisering en veel ‘originele stijlkenmerken’. Maar het is een prima kamertje, met om de hoek een keukentje en douche en toilet.

‘s Avonds in Wervik maar eens wezen kijken. Nagenoeg alles gesloten op maandagavond, maar ik vond nog een dorpscafé met wat ‘locals’. Een pintje gedronken en proberen mee te luisteren. Ik gaf de moed maar op: verstond het echt niet..

Morgen naar Ronse!

Dag 1 – Trein naar Kortrijk (De Taalgrens)

Maar liefst vier keer overstappen, maar dan ben je er ook vanuit Hilversum: Kortrijk. Een weekje ga ik fietsen langs de taalgrens (een stoffig boekje leert me dat die in 1963 is vastgesteld). De route viste ik van https://www.oppad.nl/wp-content/uploads/op5-2012-info-taalgrensbelgie1.pdf

Op pad met de fiets geeft me altijd een avontuurlijk gevoel. Nou is België niet heel avontuurlijk, maar tóch. In de trein zit ik in de buurt van mijn fietsje. Hij staat weliswaar op slot, maar ik heb een nieuw fietsje. Zó nieuw dat ik niet rustig in een coupé kan zitten zonder zicht op m’n fiets. Op het klapstoeltje dan maar, met mijn neus zo’n beetje tegen de voorband. In de trein tussen Utrecht en Den Bosch zit ik gebroederlijk naast een wat oudere man met een hangsnor (je zou het pornosnor kunnen noemen) die ook waakte over zijn fiets op het klapstoeltje. Ik knoop een praatje aan, want allebei fiets en klapstoeltje, wat niet tegen dovemansoren was gericht. Meneer stak van wal: timmerman geweest, de jeugd kan niet timmeren, met pensioen (met tegenzin), huisje in Zeeland (hij woonde in Diepenveen), grote moeite met invulling van zijn tijd. Enz, enz. Na verloop van tijd – ik was even gestopt met vragen – hield het verhaal op. Zonder vragen geen verhaal. Hij had mij ook wat kunnen vragen, maar dat kwam niet bij hem op. Het bleef dus stil daarna. Het was goed en we wensten elkaar een goede reis bij het verlaten van onze klapstoeltjes.
In Breda stap ik (‘klim ik’ is beter) in het fietscompartiment van de trein die me naar Mechelen zal brengen. Natuurlijk verkies ik weer het klapstoeltje. Het zonnetje staat op mijn gezicht. Ik ben alleen in het compartiment. Heerlijk! Tot een groep jongeren met rugzak, draagbare boxen en ieder een flesje Kriek Lambiek (dat die jongens dat te zuipen vinden!) in hun hand. Weg euforie. Maar ze hadden zo’n lol dat ik maar niks van die tyfusherrie heb gezegd..
In Mechelen bestijg ik het volgende treinstel na aanwijzing van een Vlaamse goedgemutste conductrice. Ze verwent mijn fiets met een, door haar hoogstpersoonlijk afgesloten, hok. Ik reageer matig enthousiast omdat ik denk: jij gaat dat natuurlijk helemaal vergeten en tegen de tijd dat we in Kortrijk zijn, ben jij 3 km verder naar voren geschoven in die trein en sta ik te trekken aan die deur terwijl jij op je fluitje blaast. Maar ze zegt me: u kunt plaatsnemen in de eerste klasse, dus tja, maar gewoon gedaan natuurlijk. Zoveel gastvrijheid kun je niet negeren. Ze zat vervolgens de hele reis slechts één bank van me verwijderd aan een stuk door te praten met haar collega, dus dat was prettig. Iets minder voor die collega, vermoed ik. Ik dommelde weg omdat ik lekker in het zonnetje zat in de eerste klas, totdat ze schel omriep dat we in Kortrijk waren aangekomen. Verschrikt kijk ik om me heen: waar is ze? Ik loop  richting het hok waar mijn fiets staat. En gelukkig komt ze daar aanlopen, op haar mobieltje turend dat ze zoveel ‘bliepkes’ had. Alles kwam goed.
Op mijn onnavolgbare navigatie-app vind ik mijn AirBnB-adresje. Ik duikel de AirBnB-mail op waarin de code staat van het sleutelkastje. Bij het openen van de deur had ik gedacht dat er niemand thuis zou zijn, maar mijn gastvrouw en -heer staren me aan bij binnenkomst. Ik zie óók dat het aantrekkelijke interieur gewoon hun huis is; op een of andere manier had ik gedacht dat huis te kunnen gebruiken. Dat kan ook wel, maar dan met hen erbij. Barbara laat me mijn kamertje zien. Een prima kamertje, temeer een hotel op miraculeuze wijze meer dan 100 euro moet kosten op Booking.com in Kortijk.
Ik vind een bakker voor mijn brood morgenochtend. Kortrijk is mooi: leuk oud centrum met een Grote Markt (hoe kan het anders), begijnhof en de rivier de Leie die erdoorheen stroomt. Plezant.
Op een terrasje drink ik een Westmalle en vind daarna, als ik weer terug fiets, een Franse tortilla. Nooit van gehoord, dwz wel van Frans en van tortilla, maar niet van de combinatie. Bij thuiskomst tref ik Barbara die ietwat teleurgesteld zegt dat er nog een welkomstdrankje in het arrangement zat. Ik weet dat om te zetten in een welkomstkoffie morgenochtend, waar ze verheugd op reageert. Kan ik lekker naar boven, boekje lezen en dit verhaaltje schrijven, zonder mijn doopceel te hoeven lichten.
Morgen naar Wervik. Veel zin in!